Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. tegenvallen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für tegenvallen (Niederländisch) ins Spanisch

tegenvallen:

tegenvallen Verb (val tegen, valt tegen, viel tegen, vielen tegen, tegengevallen)

  1. tegenvallen (ontgoochelen; teleurstellen; frustreren; )
  2. tegenvallen (te kort schieten)

Konjugationen für tegenvallen:

o.t.t.
  1. val tegen
  2. valt tegen
  3. valt tegen
  4. vallen tegen
  5. vallen tegen
  6. vallen tegen
o.v.t.
  1. viel tegen
  2. viel tegen
  3. viel tegen
  4. vielen tegen
  5. vielen tegen
  6. vielen tegen
v.t.t.
  1. ben tegengevallen
  2. bent tegengevallen
  3. is tegengevallen
  4. zijn tegengevallen
  5. zijn tegengevallen
  6. zijn tegengevallen
v.v.t.
  1. was tegengevallen
  2. was tegengevallen
  3. was tegengevallen
  4. waren tegengevallen
  5. waren tegengevallen
  6. waren tegengevallen
o.t.t.t.
  1. zal tegenvallen
  2. zult tegenvallen
  3. zal tegenvallen
  4. zullen tegenvallen
  5. zullen tegenvallen
  6. zullen tegenvallen
o.v.t.t.
  1. zou tegenvallen
  2. zou tegenvallen
  3. zou tegenvallen
  4. zouden tegenvallen
  5. zouden tegenvallen
  6. zouden tegenvallen
diversen
  1. val tegen!
  2. valt tegen!
  3. tegengevallen
  4. tegenvallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für tegenvallen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
decepcionar afvallen; benadelen; duperen; frustreren; laten zakken; ontgoochelen; te kort schieten; tegenvallen; teleurstellen
desilusionar afvallen; benadelen; duperen; frustreren; laten zakken; ontgoochelen; tegenvallen; teleurstellen afknappen; desillusioneren; er vanaf breken
fallar te kort schieten; tegenvallen afgaan; een fout maken; falen; floppen; in de puree lopen; ketsen; misgaan; mislopen; mislukken; mistasten; onderuitgaan; op zijn bek gaan; stranden; ten onder gaan; ten val komen; vallen; vergaan; verkeerd lopen; zich vergissen
frustrar afvallen; benadelen; duperen; frustreren; laten zakken; ontgoochelen; tegenvallen; teleurstellen doen mislukken; een stokje steken voor; hinderen; onmogelijk maken; storen; verhinderen; verijdelen

Antonyme für "tegenvallen":

  • meevallen

Verwandte Definitionen für "tegenvallen":

  1. niet zo mooi of leuk of veel zijn als verwacht werd1
    • de opbrengst van de gouden ketting viel tegen1

Wiktionary Übersetzungen für tegenvallen:

tegenvallen
verb
  1. minder gunstig verlopen dan verwacht