Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. waarborg:
  2. waarborgen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für waarborg (Niederländisch) ins Spanisch

waarborg:

waarborg [de ~ (m)] Nomen

  1. de waarborg (borg; garantie; cautie; )
    la fianza; la garantía; la caución; la prenda; la dita
  2. de waarborg (keur)
    la imprenta; la estigma; el sello de garantía

Übersetzung Matrix für waarborg:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
caución borg; cautie; garantie; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom borgsom
dita borg; cautie; garantie; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom
estigma keur; waarborg brandmerk; brandteken; lakstempel; lakzegel; stigma; wondteken van Christus
fianza borg; cautie; garantie; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom borgsom; borgtocht; onderpand; securiteit; waarborgsom
garantía borg; cautie; garantie; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom borgtocht; garantie; garantiebewijs; gewisheid; gratis service; onderpand; securiteit; stelligheid; vastheid; vastigheid; vrijwaring; waarborgsom; zekerheid; zekerheidstelling
imprenta keur; waarborg bedrukking; boekdrukkerij; boekdrukkunst; drukkerij; drukkunst; inktstempel; stempel; zegel
prenda borg; cautie; garantie; onderpand; pand; waarborg; waarborging; waarborgsom bouwsel; bouwwerk; garantie; gebouw; gratis service; pand
sello de garantía keur; waarborg inktstempel; kwaliteitsmerk; stempel; waarmerk; zegel

Verwandte Wörter für "waarborg":


Wiktionary Übersetzungen für waarborg:

waarborg
noun
  1. een geldbedrag of iets anders dat tijdelijk gegeven wordt als onderpand voor het geval men een verplichting niet na kan komen

Cross Translation:
FromToVia
waarborg fianza caution — security; guaranty; bail

waarborg form of waarborgen:

waarborgen Verb (waarborg, waarborgt, waarborgde, waarborgden, gewaarborgd)

  1. waarborgen (garanderen; verzekeren; instaan voor; vast beloven)

Konjugationen für waarborgen:

o.t.t.
  1. waarborg
  2. waarborgt
  3. waarborgt
  4. waarborgen
  5. waarborgen
  6. waarborgen
o.v.t.
  1. waarborgde
  2. waarborgde
  3. waarborgde
  4. waarborgden
  5. waarborgden
  6. waarborgden
v.t.t.
  1. heb gewaarborgd
  2. hebt gewaarborgd
  3. heeft gewaarborgd
  4. hebben gewaarborgd
  5. hebben gewaarborgd
  6. hebben gewaarborgd
v.v.t.
  1. had gewaarborgd
  2. had gewaarborgd
  3. had gewaarborgd
  4. hadden gewaarborgd
  5. hadden gewaarborgd
  6. hadden gewaarborgd
o.t.t.t.
  1. zal waarborgen
  2. zult waarborgen
  3. zal waarborgen
  4. zullen waarborgen
  5. zullen waarborgen
  6. zullen waarborgen
o.v.t.t.
  1. zou waarborgen
  2. zou waarborgen
  3. zou waarborgen
  4. zouden waarborgen
  5. zouden waarborgen
  6. zouden waarborgen
diversen
  1. waarborg!
  2. waarborgt!
  3. gewaarborgd
  4. waarborgend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für waarborgen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
avalar garanderen; instaan voor; vast beloven; verzekeren; waarborgen borg zijn; garant staan; instaan voor
garantizar garanderen; instaan voor; vast beloven; verzekeren; waarborgen borg zijn; garant staan; instaan voor

Verwandte Wörter für "waarborgen":


Wiktionary Übersetzungen für waarborgen:


Cross Translation:
FromToVia
waarborgen afianzar cautionner — Se rendre caution pour quelqu’un.