Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. knikken:
  2. knik:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für knikken (Niederländisch) ins Spanisch

knikken:

knikken Verb (knik, knikt, knikte, knikten, geknikt)

  1. knikken (jaknikken)

Konjugationen für knikken:

o.t.t.
  1. knik
  2. knikt
  3. knikt
  4. knikken
  5. knikken
  6. knikken
o.v.t.
  1. knikte
  2. knikte
  3. knikte
  4. knikten
  5. knikten
  6. knikten
v.t.t.
  1. heb geknikt
  2. hebt geknikt
  3. heeft geknikt
  4. hebben geknikt
  5. hebben geknikt
  6. hebben geknikt
v.v.t.
  1. had geknikt
  2. had geknikt
  3. had geknikt
  4. hadden geknikt
  5. hadden geknikt
  6. hadden geknikt
o.t.t.t.
  1. zal knikken
  2. zult knikken
  3. zal knikken
  4. zullen knikken
  5. zullen knikken
  6. zullen knikken
o.v.t.t.
  1. zou knikken
  2. zou knikken
  3. zou knikken
  4. zouden knikken
  5. zouden knikken
  6. zouden knikken
diversen
  1. knik!
  2. knikt!
  3. geknikt
  4. knikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für knikken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
asentir la cabeza jaknikken; knikken
mover con la cabeza afirmativamente jaknikken; knikken

Verwandte Wörter für "knikken":


Verwandte Definitionen für "knikken":

  1. hoofd op en neer bewegen om ja te zeggen of te groeten1
    • de leraar knikte dat het goed was1

Wiktionary Übersetzungen für knikken:

knikken
verb
  1. een verticale beweging met het hoofd maken

Cross Translation:
FromToVia
knikken asentir con la cabeza nod — incline the head up and down

knik:

knik [de ~ (m)] Nomen

  1. de knik (knak)
    el golpe; el fracaso; el recodo; la fractura; la rotura; la quebradura
  2. de knik (strubbeling)
    el altercado; la fricción

Übersetzung Matrix für knik:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
altercado knik; strubbeling dispuut; geargumenteer; gebakkelei; gehakketak; gekif; gekrakeel; geredeneer; geruzie; geschil; onenigheid; twist; verenigingsdispuut
fracaso knak; knik afgang; blunder; echec; enormiteit; feil; fiasco; flater; flop; fout; incorrectheid; inzakking; kneusje; malaise; mislukkeling; mislukking; misschot; misser; onjuistheid; slapheid; slapte; stuklopen; vastlopen
fractura knak; knik braak; breuk; deel; fractie; fractuur; gedeelte; inbraak; kraak; part; stuk
fricción knik; strubbeling frictie; wrijving
golpe knak; knik bonk; bonkend geluid; bons; dreun; gevaarte; harde slag; hengst; hoek; hoekstoot; hort; jens; joekel; kanjer; klap; klapje; klets; kletspraat; klont; klonter; klop; knaap; knal; knoert; kokker; kokkerd; kwak; lel; loei; mep; muilpeer; opdoffer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; pof; quatsch; schar; schok; schokkende beweging; slag; smak; stoot; strijd; tik; toegebrachte klap; veldslag
quebradura knak; knik barst; breuk; deel; fractie; gedeelte; inkeping; inkerving; keep; kerf; krak; part; scheur; stuk
recodo knak; knik bochten; buiging; draaiing; kromming; kurven
rotura knak; knik barst; breuk; deel; fractie; fractuur; gedeelte; interruptie; krak; onderbreking; openscheuring; part; scheur; stuk; verbreking

Verwandte Wörter für "knik":