Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. stoeien:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für stoeien (Niederländisch) ins Spanisch

stoeien:

stoeien Verb (stoei, stoeit, stoeide, stoeiden, gestoeid)

  1. stoeien (ravotten; dollen; zich uitleven; wild spelen; wild rennen)

Konjugationen für stoeien:

o.t.t.
  1. stoei
  2. stoeit
  3. stoeit
  4. stoeien
  5. stoeien
  6. stoeien
o.v.t.
  1. stoeide
  2. stoeide
  3. stoeide
  4. stoeiden
  5. stoeiden
  6. stoeiden
v.t.t.
  1. heb gestoeid
  2. hebt gestoeid
  3. heeft gestoeid
  4. hebben gestoeid
  5. hebben gestoeid
  6. hebben gestoeid
v.v.t.
  1. had gestoeid
  2. had gestoeid
  3. had gestoeid
  4. hadden gestoeid
  5. hadden gestoeid
  6. hadden gestoeid
o.t.t.t.
  1. zal stoeien
  2. zult stoeien
  3. zal stoeien
  4. zullen stoeien
  5. zullen stoeien
  6. zullen stoeien
o.v.t.t.
  1. zou stoeien
  2. zou stoeien
  3. zou stoeien
  4. zouden stoeien
  5. zouden stoeien
  6. zouden stoeien
en verder
  1. ben gestoeid
  2. bent gestoeid
  3. is gestoeid
  4. zijn gestoeid
  5. zijn gestoeid
  6. zijn gestoeid
diversen
  1. stoei!
  2. stoeit!
  3. gestoeid
  4. stoeiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für stoeien:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
juguetear dollen; ravotten; stoeien; wild rennen; wild spelen; zich uitleven robbedoezen; ronddartelen

Wiktionary Übersetzungen für stoeien:


Cross Translation:
FromToVia
stoeien retozar; juguetear; loquear batifoler — (familier, fr) jouer à la manière des enfants.
stoeien retozar; juguetear; loquear gambader — Faire des gambades.