Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. opdrinken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opdrinken (Niederländisch) ins Spanisch

opdrinken:

opdrinken Verb (drink op, drinkt op, dronk op, dronken op, opgedronken)

  1. opdrinken (leegdrinken; leegmaken; ledigen; uitdrinken)

Konjugationen für opdrinken:

o.t.t.
  1. drink op
  2. drinkt op
  3. drinkt op
  4. drinken op
  5. drinken op
  6. drinken op
o.v.t.
  1. dronk op
  2. dronk op
  3. dronk op
  4. dronken op
  5. dronken op
  6. dronken op
v.t.t.
  1. heb opgedronken
  2. hebt opgedronken
  3. heeft opgedronken
  4. hebben opgedronken
  5. hebben opgedronken
  6. hebben opgedronken
v.v.t.
  1. had opgedronken
  2. had opgedronken
  3. had opgedronken
  4. hadden opgedronken
  5. hadden opgedronken
  6. hadden opgedronken
o.t.t.t.
  1. zal opdrinken
  2. zult opdrinken
  3. zal opdrinken
  4. zullen opdrinken
  5. zullen opdrinken
  6. zullen opdrinken
o.v.t.t.
  1. zou opdrinken
  2. zou opdrinken
  3. zou opdrinken
  4. zouden opdrinken
  5. zouden opdrinken
  6. zouden opdrinken
en verder
  1. is opgedronken
diversen
  1. drink op!
  2. drinkt op!
  3. opgedronken
  4. opdrinkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für opdrinken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
acabar afmaken; afwerken
terminar afmaken; afwerken; afwikkelen; uitpraten; uitpraten tot het eind; uitspreken; zaakafwikkeling
vaciar leegmaken; uitladen
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
acabar ledigen; leegdrinken; leegmaken; opdrinken; uitdrinken afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; belanden; beëindigen; completeren; een einde maken aan; eindigen; figureren; geraken; klaarkrijgen; klaarmaken; opgebruiken; ophouden; opkrijgen; opmaken; stoppen; ten einde lopen; terechtkomen; uithebben; uitkrijgen; verzeilen; volbrengen; volmaken; voltooien
apurar ledigen; leegdrinken; leegmaken; opdrinken; uitdrinken iemand opstoken; opjutten; opzetten
terminar ledigen; leegdrinken; leegmaken; opdrinken; uitdrinken afdoen; afkijken; afkrijgen; aflopen; afmaken; afronden; afsluiten; afwerken; beslissen; besluiten; beëindigen; completeren; doden; doodmaken; doodslaan; een einde maken aan; eindigen; erdoor jagen; ermee uitscheiden; in orde maken; klaarkrijgen; klaarmaken; klaren; laatste gedeelte afmaken; ledigen; leeghalen; leegmaken; legen; liquideren; naar einde toewerken; ombrengen; opgebruiken; opgeven; ophouden; opkrijgen; opmaken; oproken; perfectioneren; regelen; spieken; staken; stoppen; ten einde lopen; teneindelopen; uithebben; uitkrijgen; uitraken; uitscheiden; van kant maken; vermoorden; vervolledigen; vervolmaken; volbrengen; volledig maken; volmaken; voltooien
ultimar ledigen; leegdrinken; leegmaken; opdrinken; uitdrinken afsluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; ophouden; stoppen
vaciar ledigen; leegdrinken; leegmaken; opdrinken; uitdrinken afvoeren; doen wegvloeien; ledigen; leeghalen; leegmaken; loshalen; loskrijgen; losmaken; lostornen; motiveren; naar buiten halen; plunderen; ruimen; tornen; uitdeuken; uithalen; uithollen; uitkloppen; uitknijpen; uitpersen; uitschenken; uittrekken; uitzuigen