Übersicht
Niederländisch nach Spanisch:   mehr Daten
  1. garanderen:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für garandeer (Niederländisch) ins Spanisch

garanderen:

garanderen Verb (garandeer, garandeert, garandeerde, garandeerden, gegarandeerd)

  1. garanderen (verzekeren; waarborgen; instaan voor; vast beloven)

Konjugationen für garanderen:

o.t.t.
  1. garandeer
  2. garandeert
  3. garandeert
  4. garanderen
  5. garanderen
  6. garanderen
o.v.t.
  1. garandeerde
  2. garandeerde
  3. garandeerde
  4. garandeerden
  5. garandeerden
  6. garandeerden
v.t.t.
  1. heb gegarandeerd
  2. hebt gegarandeerd
  3. heeft gegarandeerd
  4. hebben gegarandeerd
  5. hebben gegarandeerd
  6. hebben gegarandeerd
v.v.t.
  1. had gegarandeerd
  2. had gegarandeerd
  3. had gegarandeerd
  4. hadden gegarandeerd
  5. hadden gegarandeerd
  6. hadden gegarandeerd
o.t.t.t.
  1. zal garanderen
  2. zult garanderen
  3. zal garanderen
  4. zullen garanderen
  5. zullen garanderen
  6. zullen garanderen
o.v.t.t.
  1. zou garanderen
  2. zou garanderen
  3. zou garanderen
  4. zouden garanderen
  5. zouden garanderen
  6. zouden garanderen
en verder
  1. is gegarandeerd
  2. zijn gegarandeerd
diversen
  1. garandeer!
  2. garandeert!
  3. gegarandeerd
  4. garanderend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für garanderen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
avalar garanderen; instaan voor; vast beloven; verzekeren; waarborgen borg zijn; garant staan; instaan voor
garantizar garanderen; instaan voor; vast beloven; verzekeren; waarborgen borg zijn; garant staan; instaan voor

Wiktionary Übersetzungen für garanderen:

garanderen
verb
  1. de uitkomst ergens van verzekeren

Cross Translation:
FromToVia
garanderen garantizar guarantee — to assure that something will get done right
garanderen estipular stipulate — to specify, promise or guarantee something in an agreement
garanderen garantizar warrant — to guarantee
garanderen afianzar cautionner — Se rendre caution pour quelqu’un.
garanderen garantizar; avalar garantir — juri|fr Se rendre garant, répondre d’une chose, du maintien, de l’exécution d’une chose. — note Se dit surtout en matière de procès, d’affaires et de négociation.