Niederländisch
Detailübersetzungen für besturen (Niederländisch) ins Spanisch
besturen:
-
het besturen (regeren)
-
het besturen (leidinggeven)
-
besturen (administreren; beheren)
-
besturen (leiding geven; leiden; aanvoeren; voorzitten; managen)
dirigir; gobernar; mandar; guiar; ir a la cabeza; encabezar; ir delante; estar en cabeza-
dirigir Verb
-
gobernar Verb
-
mandar Verb
-
guiar Verb
-
ir a la cabeza Verb
-
encabezar Verb
-
ir delante Verb
-
estar en cabeza Verb
-
Konjugationen für besturen:
o.t.t.
- bestuur
- bestuurt
- bestuurt
- besturen
- besturen
- besturen
o.v.t.
- bestuurde
- bestuurde
- bestuurde
- bestuurden
- bestuurden
- bestuurden
v.t.t.
- heb bestuurd
- hebt bestuurd
- heeft bestuurd
- hebben bestuurd
- hebben bestuurd
- hebben bestuurd
v.v.t.
- had bestuurd
- had bestuurd
- had bestuurd
- hadden bestuurd
- hadden bestuurd
- hadden bestuurd
o.t.t.t.
- zal besturen
- zult besturen
- zal besturen
- zullen besturen
- zullen besturen
- zullen besturen
o.v.t.t.
- zou besturen
- zou besturen
- zou besturen
- zouden besturen
- zouden besturen
- zouden besturen
diversen
- bestuur!
- bestuurt!
- bestuurd
- besturend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für besturen:
Verwandte Definitionen für "besturen":
Wiktionary Übersetzungen für besturen:
besturen
Cross Translation:
verb
Cross Translation: