Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. overtrek:
  2. overtrekken:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für overtrek (Niederländisch) ins Englisch

overtrek:

overtrek [de ~ (m)] Nomen

  1. de overtrek
    the cover; the slip

Übersetzung Matrix für overtrek:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cover overtrek afdekkap; beddedeken; beddekleedje; bedekking; bescherming; boekomslag; buitenkant; couvert; dak; dek; deken; dekking; dekmantel; deksel; enveloppe; etui; hoes; huls; kaft; kap; koepel; koker; l.p.hoes; lid; omhulsel; omkleedsel; omslag; omwindsel; overdekking; overkapping; pennendoosje; pennenkoker; platenhoes; protectie; verpakking; wikkel
slip overtrek abuis; blunder; domheid; dwaling; flater; fout; giller; glooiing; glooiingshoek; misgreep; misslag; onderbroek; onderjurk; slip; slipje; spreekfout; vergissing; verspreking
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cover afdekken; afleggen; afschermen; afschutten; bedekken; bekleden; bemantelen; beschermen; beschrijven; beschutten; bijsluiten; bijvoegen; dekken; hullen; indekken; inhullen; insluiten; kaften; maskeren; mededelen; meters maken; omhullen; overdekken; overkappen; overkoepelen; overtrekken; overwelven; stofferen; toevoegen; uiteenzetten; van bekleding voorzien; verhalen; verhullen; versluieren; vertellen; zeggen
slip floepen; glibberen; glijden; glippen; onderuitgaan; ontglippen; ontschieten; ontvallen; per ongeluk zeggen; slippen; strompelen; uitglibberen; uitglijden; uitschieten; uitschuiven; wegglippen; wegschieten

Verwandte Wörter für "overtrek":


Wiktionary Übersetzungen für overtrek:


Cross Translation:
FromToVia
overtrek stall décrochage — Perte de portance (aéronautique)

overtrek form of overtrekken:

overtrekken Verb (overtrek, overtrekt, overtrok, overtrokken, overtrokken)

  1. overtrekken (bedekken; bekleden)
    to cover; to cover up
    • cover Verb (covers, covered, covering)
    • cover up Verb (covers up, covered up, covering up)
  2. overtrekken (met pen overtekenen)
    to trace
    • trace Verb (traces, traced, tracing)
  3. overtrekken (van bekleding voorzien; bekleden; stofferen)
    to upholster; to furnish; to cover; to clothe
    • upholster Verb (upholsters, upholstered, upholstering)
    • furnish Verb (furnishes, furnished, furnishing)
    • cover Verb (covers, covered, covering)
    • clothe Verb (clothes, clothed, clothing)

Konjugationen für overtrekken:

o.t.t.
  1. overtrek
  2. overtrekt
  3. overtrekt
  4. overtrekken
  5. overtrekken
  6. overtrekken
o.v.t.
  1. overtrok
  2. overtrok
  3. overtrok
  4. overtrokken
  5. overtrokken
  6. overtrokken
v.t.t.
  1. heb overtrokken
  2. hebt overtrokken
  3. heeft overtrokken
  4. hebben overtrokken
  5. hebben overtrokken
  6. hebben overtrokken
v.v.t.
  1. had overtrokken
  2. had overtrokken
  3. had overtrokken
  4. hadden overtrokken
  5. hadden overtrokken
  6. hadden overtrokken
o.t.t.t.
  1. zal overtrekken
  2. zult overtrekken
  3. zal overtrekken
  4. zullen overtrekken
  5. zullen overtrekken
  6. zullen overtrekken
o.v.t.t.
  1. zou overtrekken
  2. zou overtrekken
  3. zou overtrekken
  4. zouden overtrekken
  5. zouden overtrekken
  6. zouden overtrekken
diversen
  1. overtrek!
  2. overtrekt!
  3. overtrokken
  4. overtrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

overtrekken [het ~] Nomen

  1. het overtrekken
    the tracing

Übersetzung Matrix für overtrekken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
cover afdekkap; beddedeken; beddekleedje; bedekking; bescherming; boekomslag; buitenkant; couvert; dak; dek; deken; dekking; dekmantel; deksel; enveloppe; etui; hoes; huls; kaft; kap; koepel; koker; l.p.hoes; lid; omhulsel; omkleedsel; omslag; omwindsel; overdekking; overkapping; overtrek; pennendoosje; pennenkoker; platenhoes; protectie; verpakking; wikkel
trace flinter; floers; klein beetje; schijntje; snufje; vleugje; waas; zweem; zweempje
tracing overtrekken nasporing; opsporing; speurwerk; traceerwerk; tracering
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
clothe bekleden; overtrekken; stofferen; van bekleding voorzien
cover bedekken; bekleden; overtrekken; stofferen; van bekleding voorzien afdekken; afleggen; afschermen; afschutten; bedekken; bemantelen; beschermen; beschrijven; beschutten; bijsluiten; bijvoegen; dekken; hullen; indekken; inhullen; insluiten; kaften; maskeren; mededelen; meters maken; omhullen; overdekken; overkappen; overkoepelen; overwelven; toevoegen; uiteenzetten; verhalen; verhullen; versluieren; vertellen; zeggen
cover up bedekken; bekleden; overtrekken
furnish bekleden; overtrekken; stofferen; van bekleding voorzien aanleveren; afleveren; bestellen; bezorgen; brengen; fourneren; inrichten; leveren; meubileren; optooien; overhandigen; rondbrengen; thuisbezorgen; toeleveren; verschaffen; verstrekken; zich uitdossen; zich uitmonsteren
trace met pen overtekenen; overtrekken calqueren; checken; lokaliseren; nagaan; natrekken; opsporen; traceren; verifiëren; vinden
upholster bekleden; overtrekken; stofferen; van bekleding voorzien

Verwandte Wörter für "overtrekken":


Wiktionary Übersetzungen für overtrekken:

overtrekken
verb
  1. To exceed the critical angle of attack, resulting in total loss of lift
  2. to copy onto a sheet of transparent paper

Cross Translation:
FromToVia
overtrekken cover; overlay; lag; plate; protect; coat; back; wrap up recouvrir — Couvrir de nouveau. (Sens général)
overtrekken accept; receive; accredit; admit; clothe; dress; fit; suit; array; attire; cover; overlay; lag; plate; protect; coat; back; put on; apply; plaster; stucco revêtirpourvoir de vêtements quelqu’un qui en a besoin.
overtrekken cover; overlay; lag; plate; protect; coat; back; paper; hang tapisserrevêtir, orner de tapisserie les murailles d’une salle, d’une chambre, etc. note Se dit en parlant de la salle, de la pièce ou en parlant des choses qui les couvrent ou les tapissent.