Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. ontroerend:
  2. ontroeren:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für ontroerend (Niederländisch) ins Englisch

ontroerend:

ontroerend Adjektiv

  1. ontroerend (hartroerend; aangrijpend; hartveroverend; roerend; emotioneel)
    touching; compelling; heart warming; emotional; stirring; gripping; moving; thrilling

Übersetzung Matrix für ontroerend:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
touching aanraken; aftikken; raken; treffen
AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
compelling aangrijpend; emotioneel; hartroerend; hartveroverend; ontroerend; roerend dwingend; fascinerend; gebiedend; gelastend; imperatief; onweerstaanbaar; vereisend
emotional aangrijpend; emotioneel; hartroerend; hartveroverend; ontroerend; roerend bewogen; emotioneel; gepassioneerd; gevoelig; gevoelvol; geëmotioneerd
gripping aangrijpend; emotioneel; hartroerend; hartveroverend; ontroerend; roerend
moving aangrijpend; emotioneel; hartroerend; hartveroverend; ontroerend; roerend aangrijpend; adembenemend; bezielend; boeiend; inspirerend; meeslepend; opwindend; pakkend; sensationeel; spannend; zinderend
stirring aangrijpend; emotioneel; hartroerend; hartveroverend; ontroerend; roerend aangrijpend; adembenemend; bezielend; boeiend; inspirerend; meeslepend; opwindend; pakkend; sensationeel; spannend; zinderend
thrilling aangrijpend; emotioneel; hartroerend; hartveroverend; ontroerend; roerend aangrijpend; adembenemend; boeiend; meeslepend; opwindend; pakkend; sensationeel; spannend; spannende; zinderend; zinderende
touching aangrijpend; emotioneel; hartroerend; hartveroverend; ontroerend; roerend aandoenlijk; aandoenlijke; aangrijpend; adembenemend; boeiend; meeslepend; opwindend; pakkend; sensationeel; spannend; zinderend
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
heart warming aangrijpend; emotioneel; hartroerend; hartveroverend; ontroerend; roerend

Wiktionary Übersetzungen für ontroerend:

ontroerend
adjective
  1. aandoenlijk, aangrijpend
ontroerend
adjective
  1. that causes someone to feel emotion

ontroerend form of ontroeren:

ontroeren Verb (ontroer, ontroert, ontroerde, ontroerden, ontroerd)

  1. ontroeren (treffen; raken)
    to strike; to touch; to hit; to move; to affect; to concern
    • strike Verb (strikes, struck, striking)
    • touch Verb (touches, touched, touching)
    • hit Verb (hits, hit, hitting)
    • move Verb (moves, moved, moving)
    • affect Verb (affects, affected, affecting)
    • concern Verb (concerns, concerned, concerning)
  2. ontroeren (aangrijpen)
    cause emotions; to touch; to move

Konjugationen für ontroeren:

o.t.t.
  1. ontroer
  2. ontroert
  3. ontroert
  4. ontroeren
  5. ontroeren
  6. ontroeren
o.v.t.
  1. ontroerde
  2. ontroerde
  3. ontroerde
  4. ontroerden
  5. ontroerden
  6. ontroerden
v.t.t.
  1. ben ontroerd
  2. bent ontroerd
  3. is ontroerd
  4. zijn ontroerd
  5. zijn ontroerd
  6. zijn ontroerd
v.v.t.
  1. was ontroerd
  2. was ontroerd
  3. was ontroerd
  4. waren ontroerd
  5. waren ontroerd
  6. waren ontroerd
o.t.t.t.
  1. zal ontroeren
  2. zult ontroeren
  3. zal ontroeren
  4. zullen ontroeren
  5. zullen ontroeren
  6. zullen ontroeren
o.v.t.t.
  1. zou ontroeren
  2. zou ontroeren
  3. zou ontroeren
  4. zouden ontroeren
  5. zouden ontroeren
  6. zouden ontroeren
diversen
  1. ontroer!
  2. ontroert!
  3. ontroerd
  4. ontroerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für ontroeren:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
concern bedrijf; bekommernis; bezorgdheid; concern; corporatie; coöperatie; firma; handelsbedrijf; handelshuis; handelsmaatschappij; handelsonderneming; handelsvennootschap; handelsvereniging; kommer; maatschap; maatschappij; onderneming; ongerustheid; vennootschap; verontrusting; verpleging; verzorging; zaak; zorg
hit aanrijding; bestseller; botsing; collisie; doelpunt; goal; hit; kasstuk; klapper; kraker; raakschot; schlager; schot in de roos; succes; succesnummer; successtuk; topper; treffer
move manoeuvre; schaakstukverplaatsing; schijngevecht; schijnkamp; sciamachie; spiegelgevecht; zet
strike aanboren; gestaak; opvallen; staken; staking; werkonderbreking; werkstaking
touch aanraking; contact; flinter; floers; gevoel; kleine tik; klopje; schijntje; sentiment; snufje; tikje; toetsaanslag; vleugje; voeling; waas; zweem
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
affect ontroeren; raken; treffen aangaan; belang inboezemen; beroeren; betreffen; beïnvloeden; inwerken; raken; slaan op; treffen; zorg inboezemen
cause emotions aangrijpen; ontroeren
concern ontroeren; raken; treffen aangaan; belang inboezemen; beroeren; betreffen; raken; slaan op; treffen; zorg inboezemen
hit ontroeren; raken; treffen beroeren; een klap geven; hard slaan; hengsten; meppen; raken; slaan; timmeren; treffen
move aangrijpen; ontroeren; raken; treffen beroeren; bewegen; disloqueren; gaan; iets verplaatsen; in beweging brengen; lopen; overplaatsen; raken; roeren; schuivend verplaatsen; standplaats veranderen; stappen; treffen; verhuizen; verleggen; verplaatsen; verrijden; verschikken; verschuiven; vertillen; vervoeren; verzetten; voor zich uitschuiven; zich begeven; zich bewegen; zich verplaatsen; zich voortbewegen
strike ontroeren; raken; treffen aansteken; beroeren; doen branden; een klap geven; frapperen; grijpen; het werk neerleggen als protest; in staking gaan; in staking zijn; ontsteken; opblinken; oppoetsen; opwrijven; poetsen; raken; slaan; staken; toeslaan; treffen; vuur maken; werkonderbreken; wrijven
touch aangrijpen; ontroeren; raken; treffen aangaan; aanraken; aanroeren; aanstippen; belang inboezemen; beroeren; betasten; betreffen; bevoelen; even aanraken; raken; roeren; slaan op; toucheren; treffen; voelen; zitten aan; zorg inboezemen
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
hit aangeschoten; geslagen; getroffen

Wiktionary Übersetzungen für ontroeren:

ontroeren
verb
  1. gevoelens van medeleven, vertedering of getroffenheid oproepen
ontroeren
verb
  1. to arouse the feelings or passions of
  2. to move to emotion
  3. affect emotionally

Cross Translation:
FromToVia
ontroeren move; stir; transfer; transpose; actuate; shift; affect remuermouvoir, déplacer.
ontroeren move; stir; affect; agitate; incite; stir up; arouse émouvoirprovoquer une émotion.