Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Englisch ->Suche: merendeel

Niederländische und englische Suchergebnisse für: merendeel

Übersicht

Niederländisch nach Englisch: mehr Daten

merendeel:
- biggest part; bulk; greater part; main body; masses; gross
- for the greater part
Wiktionary:
- merendeel → majority
- merendeel → majority, mainstream

Niederländisch

Detailübersetzungen für merendeel (Niederländisch) ins Englisch

merendeel:

merendeel [het ~] Nomen

het merendeel
the biggest part; the bulk; the greater part; the main body; the masses
- biggest part [the ~] Nomen
- bulk [the ~] Nomen
- greater part [the ~] Nomen
- main body [the ~] Nomen
- masses [the ~] Nomen
het merendeel (grootste deel; gros; meerderheid)
the gross; the greater part; the biggest part; the bulk; the main body
- gross [the ~] Nomen
- greater part [the ~] Nomen
- biggest part [the ~] Nomen
- bulk [the ~] Nomen
- main body [the ~] Nomen

merendeel Adjektiv

merendeel
for the greater part
- for the greater part Adjektiv

Übersetzung Matrix für merendeel:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
biggest part	grootste deel; gros; meerderheid; merendeel
bulk	grootste deel; gros; meerderheid; merendeel
greater part	grootste deel; gros; meerderheid; merendeel
gross	grootste deel; gros; meerderheid; merendeel
main body	grootste deel; gros; meerderheid; merendeel	hoofdmacht
masses	merendeel	menigten; menigtes; zwermen
Adjective	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
gross		banaal; bruto; grof; kliederig; knoeierig; laag-bij-de-grond; lomp; morsig; plat; platvloers; schromelijk; schunnig; triviaal; vuil; vunzig
Modifier	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
bulk		massaal
for the greater part	merendeel	goeddeels; grootste gedeelte; grotendeels; meerendeels; meeste; merendeels; voor het grootste gedeelte

Verwandte Wörter für "merendeel":

merendeels

Wiktionary Übersetzungen für merendeel:

merendeel

noun

more than half
- majority → merendeel; meerderheid

Cross Translation:

From	To	Via
• merendeel	→ majority; mainstream	↔ majorité — pluralité des votants, des suffrages, dans une assemblée délibérante, dans un corps politique.