Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
blow
|
duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet
|
bluts; deuk; dreun; fiasco; flop; handslag; harde slag; hengst; instulping; jens; klap; klop; knal; lel; mep; misrekening; misslag; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; slag; sof; stoot; tegenvaller; teleurstelling; terugslag; tik; toegebrachte klap
|
buffer
|
duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet
|
buffer; bumper; stootblok; stootkussen; stootrand
|
bump
|
duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet
|
bobbel; bons; dreun; hobbel; hobbeling; klap; knal; kwak; kwetsuur; letsel; oneffenheid; ongelijkheid; pof; smak
|
bumper
|
duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet
|
stootblok; stootkussen
|
chess move
|
schaakzet; zet
|
|
jab
|
duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet
|
hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; stoot
|
move
|
schaakstukverplaatsing; zet
|
manoeuvre; schijngevecht; schijnkamp; sciamachie; spiegelgevecht
|
move at chess
|
schaakzet; zet
|
|
nudge
|
duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet
|
buzzer; hengst; klap; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; stoot
|
punch
|
duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet
|
dreun; handtastelijkheden; harde klap; hengst; klap; klappen; lel; mep; muilpeer; opdoffer; opdonder; opdonders; opduvel; oplawaai; opstopper; peut; pons; ram; slag; stoot; uithaal; vuistslag; vuistslagen
|
push
|
duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet
|
knopje
|
shove
|
duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet
|
|
thrust
|
duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet
|
stuwdruk
|
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
blow
|
|
'm piepen; 'm smeren; aanblazen; aanwakkeren; afzuigen; blazen; doen opvlammen; fellatio doen; fladderen; fluiten; hard waaien; hijgen; iets vergallen; pijpen; puffen; stuiven; verknoeien; waaien; wapperen; zuigen
|
buffer
|
|
bufferen; in buffer opslaan
|
jab
|
|
een por geven; porren; stoten
|
move
|
|
aangrijpen; beroeren; bewegen; disloqueren; gaan; iets verplaatsen; in beweging brengen; lopen; ontroeren; overplaatsen; raken; roeren; schuivend verplaatsen; standplaats veranderen; stappen; treffen; verhuizen; verleggen; verplaatsen; verrijden; verschikken; verschuiven; vertillen; vervoeren; verzetten; voor zich uitschuiven; zich begeven; zich bewegen; zich verplaatsen; zich voortbewegen
|
nudge
|
|
aanstoten; toesteken; toestoten; verschuiven
|
punch
|
|
doorponsen; een opdonder verkopen; hengsten; ponsen; rammen; stansen; stompen
|
push
|
|
aanduwen; avanceren; dringen; duwen; helpen; hengsten; promoten; rammen; schuiven; schuivend verplaatsen; stompen; verhandelen; verkopen; verschuiven; voor zich uitschuiven; voortschuiven
|
shove
|
|
schuiven; voortschuiven
|