Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für overvallen (Niederländisch) ins Englisch
overvallen:
-
overvallen (attaqueren; aanvallen; bestormen)
to attack; to assault; to raid; to lay violent hands upon; to violate; to storm-
lay violent hands upon Verb (lays violent hands upon, laid violent hands upon, laying violent hands upon)
-
overvallen (overrompelen)
-
overvallen
Konjugationen für overvallen:
o.t.t.
- overval
- overvalt
- overvalt
- overvallen
- overvallen
- overvallen
o.v.t.
- overviel
- overviel
- overviel
- overvielen
- overvielen
- overvielen
v.t.t.
- heb overvallen
- hebt overvallen
- heeft overvallen
- hebben overvallen
- hebben overvallen
- hebben overvallen
v.v.t.
- had overvallen
- had overvallen
- had overvallen
- hadden overvallen
- hadden overvallen
- hadden overvallen
o.t.t.t.
- zal overvallen
- zult overvallen
- zal overvallen
- zullen overvallen
- zullen overvallen
- zullen overvallen
o.v.t.t.
- zou overvallen
- zou overvallen
- zou overvallen
- zouden overvallen
- zouden overvallen
- zouden overvallen
en verder
- ben overvallen
- bent overvallen
- is overvallen
- zijn overvallen
- zijn overvallen
- zijn overvallen
diversen
- overval!
- overvalt!
- overvallen
- overvallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für overvallen:
Verwandte Wörter für "overvallen":
Wiktionary Übersetzungen für overvallen:
overvallen
verb
overvallen
-
bij verrassing iemand belagen of overweldigen
- overvallen → assault
verb
-
to assault for the purpose of robbery
- mug → overvallen; beroven
overval:
-
de overval
Übersetzung Matrix für overval:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
assault | overval | aanranden; aanval; aanvallen; attaque; attaqueren; bestorming; offensief; roofoverval; run; stormaanval; stormloop |
hold up | overval | |
raid | overval | aanval; attaque; bestorming; inval; invasie; klopjacht; offensief; razzia; rooftocht; run; stormaanval; stormloop; strooptocht |
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
assault | aanranden; aanvallen; attaqueren; belegeren; bestormen; geweld gebruiken; mishandelen; molesteren; overvallen; pijnigen; vrouw aanranden | |
hold up | afblazen; afgelasten; afzeggen; hooghouden; in de hoogte houden; omhooghouden; ophouden; overrompelen; overvallen | |
raid | aanvallen; attaqueren; belegeren; bestormen; leegplunderen; overvallen; plunderen; roven; uitplunderen |