Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. tussenkomend:
  2. tussenkomen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für tussenkomend (Niederländisch) ins Englisch

tussenkomend:

tussenkomend Adjektiv

  1. tussenkomend

Übersetzung Matrix für tussenkomend:

AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
intervening tussenkomend
ModifierVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
intercurrent tussenkomend

tussenkomen:

tussenkomen Verb (kom tussen, komt tussen, kwam tussen, kwamen tussen, tussengekomen)

  1. tussenkomen (tussenbeide komen; interfereren; interveniëren; )
    to interfere; to intervene; to intercede; to interrupt; to step in; to come between; to butt in
    • interfere Verb (interferes, interfered, interfering)
    • intervene Verb (intervenes, intervened, intervening)
    • intercede Verb (intercedes, interceded, interceding)
    • interrupt Verb (interrupts, interrupted, interrupting)
    • step in Verb (steps in, stepped in, stepping in)
    • come between Verb (comes between, came between, coming between)
    • butt in Verb (butts in, butted in, butting in)
    to mediate
    – act between parties with a view to reconciling differences 1
    • mediate Verb (mediates, mediated, mediating)
      • He mediated a settlement1
  2. tussenkomen (bemiddelen)
    to mediate
    – act between parties with a view to reconciling differences 1
    • mediate Verb (mediates, mediated, mediating)
      • He mediated a settlement1
    to negotiate; negociate
    – discuss the terms of an arrangement 1
    • negotiate Verb (negotiates, negotiated, negotiating)
      • They negotiated the sale of the house1
    • negociate Verb

Konjugationen für tussenkomen:

o.t.t.
  1. kom tussen
  2. komt tussen
  3. komt tussen
  4. komen tussen
  5. komen tussen
  6. komen tussen
o.v.t.
  1. kwam tussen
  2. kwam tussen
  3. kwam tussen
  4. kwamen tussen
  5. kwamen tussen
  6. kwamen tussen
v.t.t.
  1. ben tussengekomen
  2. bent tussengekomen
  3. is tussengekomen
  4. zijn tussengekomen
  5. zijn tussengekomen
  6. zijn tussengekomen
v.v.t.
  1. was tussengekomen
  2. was tussengekomen
  3. was tussengekomen
  4. waren tussengekomen
  5. waren tussengekomen
  6. waren tussengekomen
o.t.t.t.
  1. zal tussenkomen
  2. zult tussenkomen
  3. zal tussenkomen
  4. zullen tussenkomen
  5. zullen tussenkomen
  6. zullen tussenkomen
o.v.t.t.
  1. zou tussenkomen
  2. zou tussenkomen
  3. zou tussenkomen
  4. zouden tussenkomen
  5. zouden tussenkomen
  6. zouden tussenkomen
diversen
  1. kom tussen!
  2. komt tussen!
  3. tussengekomen
  4. tussenkomend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für tussenkomen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
interrupt IRQ; interrupt; interruptaanvraag
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
butt in bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen in de rede vallen; interrumperen; onderbreken
come between bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen
intercede bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen in de rede vallen; interrumperen; onderbreken
interfere bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen bemoeien; inmengen; mengen
interrupt bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen in de rede vallen; interrumperen; onderbreken; storen
intervene bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen bemoeien; inmengen; mengen
mediate bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen afdingen; afpingelen; marchanderen; middelen; onderhandelen; pingelen; sjacheren; tegengestelden verenigen; zinnen op
negociate bemiddelen; tussenkomen afdingen; afpingelen; incalculeren; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren; verdisconteren
negotiate bemiddelen; tussenkomen afdingen; afpingelen; incalculeren; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren; verdisconteren
step in bemiddelen; ingrijpen; interfereren; interrumperen; interveniëren; tussenbeide komen; tussenkomen bemoeien; inmengen; mengen

Wiktionary Übersetzungen für tussenkomen:

tussenkomen
verb
  1. to interfere in affairs
  2. to come between, or to be between, persons or things
  3. to interpose onseself