Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. sleutelen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für sleutelden (Niederländisch) ins Englisch

sleutelden form of sleutelen:

sleutelen Verb (sleutel, sleutelt, sleutelde, sleutelden, gesleuteld)

  1. sleutelen (knutselen)
    to tinker
    • tinker Verb (tinkers, tinkered, tinkering)

Konjugationen für sleutelen:

o.t.t.
  1. sleutel
  2. sleutelt
  3. sleutelt
  4. sleutelen
  5. sleutelen
  6. sleutelen
o.v.t.
  1. sleutelde
  2. sleutelde
  3. sleutelde
  4. sleutelden
  5. sleutelden
  6. sleutelden
v.t.t.
  1. heb gesleuteld
  2. hebt gesleuteld
  3. heeft gesleuteld
  4. hebben gesleuteld
  5. hebben gesleuteld
  6. hebben gesleuteld
v.v.t.
  1. had gesleuteld
  2. had gesleuteld
  3. had gesleuteld
  4. hadden gesleuteld
  5. hadden gesleuteld
  6. hadden gesleuteld
o.t.t.t.
  1. zal sleutelen
  2. zult sleutelen
  3. zal sleutelen
  4. zullen sleutelen
  5. zullen sleutelen
  6. zullen sleutelen
o.v.t.t.
  1. zou sleutelen
  2. zou sleutelen
  3. zou sleutelen
  4. zouden sleutelen
  5. zouden sleutelen
  6. zouden sleutelen
en verder
  1. ben gesleuteld
  2. bent gesleuteld
  3. is gesleuteld
  4. zijn gesleuteld
  5. zijn gesleuteld
  6. zijn gesleuteld
diversen
  1. sleutel!
  2. sleutelt!
  3. gesleuteld
  4. sleutelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für sleutelen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
tinker ketellapper
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
tinker knutselen; sleutelen aanmodderen; fröbelen; haspelen; knutselen; prutsen; rommelen; tot een warboel maken; verprutsen; verwarren

Verwandte Wörter für "sleutelen":


Verwandte Definitionen für "sleutelen":

  1. het proberen te repareren1
    • hij sleutelt aan zijn brommer1