Übersicht
Niederländisch nach Englisch:   mehr Daten
  1. gis:
  2. gissen:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für gis (Niederländisch) ins Englisch

gis:

gis Adjektiv

  1. gis (slim; schrander)
    wise; smart; clever

Übersetzung Matrix für gis:

AdjectiveVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
clever gis; schrander; slim adrem; bedachtzaam; bijdehand; briljant; clever; correct; doordacht; gehaaid; geleerd; geniaal; gevat; gewiekst; ingenieus; intelligent; kien; knap; kundig; kunstig; nadenkend; pienter; raadzaam; raak; rap; scherpzinnig; schrander; slim; snedig; snel; snugger; spitsvondig; uitgekiend; uitgeslapen; vaardig; vernuftig; verstandig; vindingrijk; vlot; vlug; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
smart gis; schrander; slim adrem; alert; bedachtzaam; bij de pinken; bijdehand; chic; clever; correct; doordacht; elegant; esthetisch; gehaaid; geleerd; gelikt; gevat; gewiekst; goochem; intelligent; kien; kittig; knap; leuk om te zien; modieuze verfijning; nadenkend; oplettend; picobello; piekfijn; pienter; raadzaam; raak; scherpzinnig; schrander; slim; smaakvol; snedig; snugger; spitsvondig; stijlvol; tiptop; uitgekiend; uitgeslapen; verfijnd; verstandig; wakker; weldenkend; wijs; wijselijk; zinnig
wise gis; schrander; slim bedachtzaam; belezen; clever; correct; doordacht; erudiet; geletterd; gestudeerd; hooggeleerd; intelligent; kien; nadenkend; ontwikkeld; pienter; raadzaam; schrander; slim; snugger; uitgeslapen; verstandig; weldenkend; wijs; wijselijk; zeer geleerd; zeer ontwikkeld; zinnig

Wiktionary Übersetzungen für gis:

gis
noun
  1. verhoogde toon g
  2. gis-kleinetertstoonladder
  3. gis-mineurgrondakkoord

gis form of gissen:

gissen Verb (gis, gist, giste, gisten, gegist)

  1. gissen (gissing maken; raden)
    to guess; to suppose; to speculate; to presume; to estimate; to surmise; to conjecture
    • guess Verb (guesses, guessed, guessing)
    • suppose Verb (supposes, supposed, supposing)
    • speculate Verb (speculates, speculated, speculating)
    • presume Verb (presumes, presumed, presuming)
    • estimate Verb (estimates, estimated, estimating)
    • surmise Verb (surmises, surmised, surmising)
    • conjecture Verb (conjectures, conjectured, conjecturing)

Konjugationen für gissen:

o.t.t.
  1. gis
  2. gist
  3. gist
  4. gissen
  5. gissen
  6. gissen
o.v.t.
  1. giste
  2. giste
  3. giste
  4. gisten
  5. gisten
  6. gisten
v.t.t.
  1. heb gegist
  2. hebt gegist
  3. heeft gegist
  4. hebben gegist
  5. hebben gegist
  6. hebben gegist
v.v.t.
  1. had gegist
  2. had gegist
  3. had gegist
  4. hadden gegist
  5. hadden gegist
  6. hadden gegist
o.t.t.t.
  1. zal gissen
  2. zult gissen
  3. zal gissen
  4. zullen gissen
  5. zullen gissen
  6. zullen gissen
o.v.t.t.
  1. zou gissen
  2. zou gissen
  3. zou gissen
  4. zouden gissen
  5. zouden gissen
  6. zouden gissen
en verder
  1. is gegist
  2. zijn gegist
diversen
  1. gis!
  2. gist!
  3. gegist
  4. gissend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für gissen:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
estimate becijfering; berekening; calculatie; gissing; inschatting; offerte; prijsopgave; raming; schatting; taxatie; waardebepaling; waardeschatting
guess gissing
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
conjecture gissen; gissing maken; raden met aandelen spelen; speculeren; theoretiseren
estimate gissen; gissing maken; raden afwegen; begroten; bepalen; beramen; berekenen; inschatten; ramen; schatten; taxeren
guess gissen; gissing maken; raden
presume gissen; gissing maken; raden aannemen; ervan uitgaan; postuleren; uitgaan van; vermoeden; veronderstellen; vooronderstellen
speculate gissen; gissing maken; raden gewaagde zaken doen; gokken; met aandelen spelen; met geld spelen; speculeren; speculeren op; theoretiseren
suppose gissen; gissing maken; raden ervan uitgaan; postuleren; vermoeden; vooronderstellen
surmise gissen; gissing maken; raden postuleren; vooronderstellen

Wiktionary Übersetzungen für gissen:

gissen
verb
  1. een vermoeden uitspreken over iets
gissen
verb
  1. to reach an unqualified conclusion
  2. to guess

Cross Translation:
FromToVia
gissen conjecture; surmise; guess; speculate; wonder conjecturerinférer par conjecture.
gissen guess; conceive; divine; estimate; surmise devinerprédire ce qui doit arriver, découvrir, par des sortilèges, ce qui cacher.

Computerübersetzung von Drittern: