Niederländisch
Detailübersetzungen für carboniseren (Niederländisch) ins Deutsch
carboniseren:
-
carboniseren (verkolen)
Konjugationen für carboniseren:
o.t.t.
- carboniseer
- carboniseert
- carboniseert
- carboniseren
- carboniseren
- carboniseren
o.v.t.
- carboniseerde
- carboniseerde
- carboniseerde
- carboniseerden
- carboniseerden
- carboniseerden
v.t.t.
- heb gecarboniseerd
- hebt gecarboniseerd
- heeft gecarboniseerd
- hebben gecarboniseerd
- hebben gecarboniseerd
- hebben gecarboniseerd
v.v.t.
- had gecarboniseerd
- had gecarboniseerd
- had gecarboniseerd
- hadden gecarboniseerd
- hadden gecarboniseerd
- hadden gecarboniseerd
o.t.t.t.
- zal carboniseren
- zult carboniseren
- zal carboniseren
- zullen carboniseren
- zullen carboniseren
- zullen carboniseren
o.v.t.t.
- zou carboniseren
- zou carboniseren
- zou carboniseren
- zouden carboniseren
- zouden carboniseren
- zouden carboniseren
en verder
- is gecarboniseerd
- zijn gecarboniseerd
diversen
- carboniseer!
- carboniseert!
- gecarboniseerd
- carboniserend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für carboniseren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
verkohlen | carboniseren; verkolen |
Wiktionary Übersetzungen für carboniseren:
carboniseren
verb
-
omzetten van organische stof in koolstof
- carboniseren → verkohlen