Niederländisch
Detailübersetzungen für discipel (Niederländisch) ins Deutsch
discipel:
Übersetzung Matrix für discipel:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Anhänger | aanhanger; discipel; navolger; volgeling; volger | aanhang; aanhanger; aanhangers; aanhangwagen; aanhangwagens; aanhangwagentje; bijwagen; discipelen; etiketten; fan; fans; labels; medestanders; ophanglussen; opleggers; partijgangers; prijskaartjes; supporter; supporters; trailers; volgelinge; volgelingen; volgers; voorstander |
Geselle | aanhanger; discipel; navolger; volgeling; volger | assistent; butler; gast; gezel; gezellin; gozer; helper; herenknecht; hulp; kamerbediende; kamerdienaar; kerel; knakker; knul; maat; man; partner; secondant; vent |
Jünger | aanhanger; discipel; navolger; volgeling; volger | discipelen; volgelinge; volgelingen |
Nachfolger | aanhanger; discipel; navolger; volgeling; volger | descendant; imitator; nabootser; navolger; opvolger |
Verfolger | aanhanger; discipel; navolger; volgeling; volger | achtervolger; vervolger |
Verwandte Wörter für "discipel":
Computerübersetzung von Drittern: