Home ->Wörterbücher ->Niederländisch/Deutsch ->Suche: autoweg

Niederländische und deutsche Suchergebnisse für: autoweg

Übersicht

Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten

autoweg:
- Autobahn; Schnellstraße; Autostraße; Verkehrsstraße; Fernstraße; Hauptverkehrsstraße; Hauptstraße; Chaussee; Vorfahrtsstraße
Wiktionary:
- autoweg → Autobahn

Niederländisch

Detailübersetzungen für autoweg (Niederländisch) ins Deutsch

autoweg:

autoweg [de ~ (m)] Nomen

de autoweg (snelweg; verkeersweg)
die Autobahn; die Schnellstraße; die Autostraße; die Verkehrsstraße; die Fernstraße; die Hauptverkehrsstraße; die Hauptstraße; die Chaussee; die Vorfahrtsstraße
- Autobahn [die ~] Nomen
- Schnellstraße [die ~] Nomen
- Autostraße [die ~] Nomen
- Verkehrsstraße [die ~] Nomen
- Fernstraße [die ~] Nomen
- Hauptverkehrsstraße [die ~] Nomen
- Hauptstraße [die ~] Nomen
- Chaussee [die ~] Nomen
- Vorfahrtsstraße [die ~] Nomen
de autoweg
die Autobahn
- Autobahn [die ~] Nomen

Übersetzung Matrix für autoweg:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
Autobahn	autoweg; snelweg; verkeersweg
Autostraße	autoweg; snelweg; verkeersweg	autowegen; snelwegen
Chaussee	autoweg; snelweg; verkeersweg	baan; straat; straatweg; weg
Fernstraße	autoweg; snelweg; verkeersweg
Hauptstraße	autoweg; snelweg; verkeersweg	grote weg; hoofdstraat; hoofdverkeersader; hoofdverkeersweg; hoofdweg; voorrangsweg
Hauptverkehrsstraße	autoweg; snelweg; verkeersweg	grote weg; hoofdstraat; hoofdverkeersader; hoofdverkeersweg; hoofdweg; voorrangsweg
Schnellstraße	autoweg; snelweg; verkeersweg	autosnelweg
Verkehrsstraße	autoweg; snelweg; verkeersweg
Vorfahrtsstraße	autoweg; snelweg; verkeersweg

Verwandte Wörter für "autoweg":

autowegen

Wiktionary Übersetzungen für autoweg:

Cross Translation:

From	To	Via
• autoweg	→ Autobahn	↔ autoroute — Route conçue pour la circulation rapide des voitures

Deutsch

Detailübersetzungen für autoweg (Deutsch) ins Niederländisch

autoweg: ^{(*Wort und Satz getrennt)}

Auto: auto; wagen; kar; vehikel
weg: weg; ertussenuit; er op uit; verdwenen; foetsie; ervandoor; ervantussen; vertrokken; voort
Weg: weg; baan; straat; straatweg; pad; paadje; jaagpad; trekpad