Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- onderhandelen:
-
Wiktionary:
- onderhandelen → verhandeln
- onderhandelen → verhandeln, behandeln, traktieren, unterhandeln
Niederländisch
Detailübersetzungen für onderhandelen (Niederländisch) ins Deutsch
onderhandelen:
-
onderhandelen (marchanderen; afdingen; pingelen; sjacheren; afpingelen)
herunterhandeln; handeln; abhandeln; abfeilschen; feilschen-
herunterhandeln Verb (handle herunter, handelst herunter, handelt herunter, handelte herunter, handeltet herunter, heruntergehandelt)
-
abfeilschen Verb (feilsche ab, feilschst ab, feilscht ab, feilschte ab, feilschtet ab, abgefeilscht)
-
Konjugationen für onderhandelen:
o.t.t.
- onderhandel
- onderhandelt
- onderhandelt
- onderhandelen
- onderhandelen
- onderhandelen
o.v.t.
- onderhandelde
- onderhandelde
- onderhandelde
- onderhandelden
- onderhandelden
- onderhandelden
v.t.t.
- heb onderhandeld
- hebt onderhandeld
- heeft onderhandeld
- hebben onderhandeld
- hebben onderhandeld
- hebben onderhandeld
v.v.t.
- had onderhandeld
- had onderhandeld
- had onderhandeld
- hadden onderhandeld
- hadden onderhandeld
- hadden onderhandeld
o.t.t.t.
- zal onderhandelen
- zult onderhandelen
- zal onderhandelen
- zullen onderhandelen
- zullen onderhandelen
- zullen onderhandelen
o.v.t.t.
- zou onderhandelen
- zou onderhandelen
- zou onderhandelen
- zouden onderhandelen
- zouden onderhandelen
- zouden onderhandelen
diversen
- onderhandel!
- onderhandelt!
- onderhandeld
- onderhandelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für onderhandelen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
abfeilschen | afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren | |
abhandeln | afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren | afdoen; afhandelen; behandelen; beslechten; iets afhandelen; twist uit de weg ruimen |
feilschen | afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren | afdingen; beknibbelen; dingen; knibbelen; knijpen; kromliggen; schrapen; sjaggeren |
handeln | afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren | afdingen; ageren; dingen; doen; een prestatie leveren; functioneren; handel drijven; handelen; huis-aan-huis-verkopen; leuren; presteren; uitrichten; uitvoeren; venten; verhandelen; verkopen; verrichten |
herunterhandeln | afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren |
Verwandte Definitionen für "onderhandelen":
Wiktionary Übersetzungen für onderhandelen:
onderhandelen
Cross Translation:
verb
-
mit jemandem über etwas sprechen, mit dem Ziel, zu Vereinbarungen zu kommen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• onderhandelen | → verhandeln | ↔ negotiate — confer to reach an agreement (intransitive) |
• onderhandelen | → behandeln; traktieren; unterhandeln | ↔ traiter — Traductions à trier suivant le sens |
Computerübersetzung von Drittern: