Niederländisch
Detailübersetzungen für vent (Niederländisch) ins Deutsch
vent:
Übersetzung Matrix für vent:
Verwandte Wörter für "vent":
Synonyms for "vent":
Verwandte Definitionen für "vent":
Wiktionary Übersetzungen für vent:
vent
Cross Translation:
noun
vent
-
een kerel, een man
- vent → Kerl
noun
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vent | → Alter | ↔ dude — slang: term of address for a man |
• vent | → Kerl; Typ | ↔ guy — man |
• vent | → Einzelwesen; Individuum | ↔ individu — didact|fr entité autonome qui ne peut être ni partager ni diviser sans perdre les caractéristiques qui lui sont propres. |
• vent | → Kerl; Typ | ↔ mec — individu masculin |
• vent | → Mann | ↔ mâle — homme dans l’espèce humaine. |
vent form of venten:
-
venten (huis-aan-huis-verkopen; leuren)
Konjugationen für venten:
o.t.t.
- vent
- vent
- vent
- venten
- venten
- venten
o.v.t.
- ventte
- ventte
- ventte
- ventten
- ventten
- ventten
v.t.t.
- heb gevent
- hebt gevent
- heeft gevent
- hebben gevent
- hebben gevent
- hebben gevent
v.v.t.
- had gevent
- had gevent
- had gevent
- hadden gevent
- hadden gevent
- hadden gevent
o.t.t.t.
- zal venten
- zult venten
- zal venten
- zullen venten
- zullen venten
- zullen venten
o.v.t.t.
- zou venten
- zou venten
- zou venten
- zouden venten
- zouden venten
- zouden venten
diversen
- vent!
- vent!
- gevent
- ventend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für venten:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
anbieten | huis-aan-huis-verkopen; leuren; venten | aanbieden; aanreiken; geven; indienen; laten zien; offreren; presenteren; tonen; voorleggen |
feilbieten | huis-aan-huis-verkopen; leuren; venten | aanbieden; laten zien; offreren; presenteren; tonen; verhandelen; verkopen; voorleggen |
handeln | huis-aan-huis-verkopen; leuren; venten | afdingen; afpingelen; ageren; dingen; doen; een prestatie leveren; functioneren; handel drijven; handelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; presteren; sjacheren; uitrichten; uitvoeren; verhandelen; verkopen; verrichten |
hausieren | huis-aan-huis-verkopen; leuren; venten | huis-aan-huis verkopen |
verkaufen | huis-aan-huis-verkopen; leuren; venten | van de hand doen; verhandelen; verkopen |