Niederländisch
Detailübersetzungen für donderjagen (Niederländisch) ins Deutsch
donderjagen:
-
donderjagen
Konjugationen für donderjagen:
o.t.t.
- donderjaag
- donderjaagt
- donderjaagt
- donderjagen
- donderjagen
- donderjagen
o.v.t.
- donderjaagde
- donderjaagde
- donderjaagde
- donderjaagden
- donderjaagden
- donderjaagden
v.t.t.
- heb gedonderjaagd
- hebt gedonderjaagd
- heeft gedonderjaagd
- hebben gedonderjaagd
- hebben gedonderjaagd
- hebben gedonderjaagd
v.v.t.
- had gedonderjaagd
- had gedonderjaagd
- had gedonderjaagd
- hadden gedonderjaagd
- hadden gedonderjaagd
- hadden gedonderjaagd
o.t.t.t.
- zal donderjagen
- zult donderjagen
- zal donderjagen
- zullen donderjagen
- zullen donderjagen
- zullen donderjagen
o.v.t.t.
- zou donderjagen
- zou donderjagen
- zou donderjagen
- zouden donderjagen
- zouden donderjagen
- zouden donderjagen
diversen
- donderjaag!
- donderjaagt!
- gedonderjaagd
- donderjagend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für donderjagen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
noergeln | donderjagen | |
schikanieren | donderjagen | brutaliseren; bruuskeren; chicaneren; jennen; kleinzielig gedragen; koeioneren; kwellen; lastigvallen; narren; pesten; plagen; sarren; stangen; tarten; teisteren; tergen; treiteren; uitdagen; zieken |
Computerübersetzung von Drittern: