Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- blik:
- blikken:
-
Wiktionary:
- blik → Blech, Dose, Blechdose, Konservendose, Büchse, Blechbüchse, Konservenbüchse, Kehrblech, Augenaufschlag, Augenblick, Moment, Nu, Blick, Miene, Gänsefingerkraut, Kanister
- blik → Gießkanne, Blick, Fratze, Büchse, Konservenbüchse, Blechbüchse, Dose, Konservendose, Blechdose, Blech, Schüppe, Schippe
- blikken → schauen, anschauen, ansehen, betrachten, anblicken, zuschauen, zusehen, erkennen
Niederländisch
Detailübersetzungen für blik (Niederländisch) ins Deutsch
blik:
-
de blik (opbergblik; bus; blikje; trommel)
-
de blik (conservenblik)
-
de blik (metaal; tin)
-
de blik (oogopslag)
die Augenaufschlag
-
het blik (dun metaal)
Übersetzung Matrix für blik:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Augenaufschlag | blik; oogopslag | perceptie |
Blech | blik; dun metaal; metaal; tin | apekool; flauwekul; gebeuzel; geleuter; gezwam; gezwets; humbug; klets; kletskoek; kolder; kolderverhaal; kopergeld; koperstuk; kul; larie; nonsens; plaatijzer; rimram; waanzin |
Büchse | blik; blikje; bus; conservenblik; dun metaal; metaal; opbergblik; tin; trommel | blikje; box; buitenkant; buks; busje; doos; etui; foedraal; huls; karabijn; koker; kokervormig doosje; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; opbergdoos; opbergruimte; trom; trommel |
Dose | blik; blikje; bus; conservenblik; metaal; opbergblik; tin; trommel | box; buitenkant; doos; dosis; huls; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; opbergdoos; opbergruimte; portie; trom; trommel; verpakking |
Konserve | blik; blikje; bus; conservenblik; metaal; opbergblik; tin; trommel | |
Metall | blik; metaal; tin | metaal |
Vorratsdose | blik; blikje; bus; opbergblik; trommel |
Verwandte Wörter für "blik":
Verwandte Definitionen für "blik":
Wiktionary Übersetzungen für blik:
blik
Cross Translation:
noun
blik
-
metaal dat tot dunne bladen is uitgeslagen
- blik → Blech
-
een cilindervormig afgesloten blikken vaatje
- blik → Dose; Blechdose; Konservendose; Büchse; Blechbüchse; Konservenbüchse
-
3 een blikken plaat (ook wel van ander materiaal) met handvat om stof en vuilnis in op te vegen
- blik → Kehrblech
-
een oogopslag
- blik → Augenaufschlag
-
de tijd die voor een blik van het oog noodig is
- blik → Augenblick; Moment; Nu
-
manier van kijken, gezichtsuitdrukking
-
het richten van het oog op iets
- blik → Blick
-
het vermogen om te zien
- blik → Blick
-
een plant uit de rozenfamilie
- blik → Gänsefingerkraut
noun
-
verschließbarer Behälter, meist aus Blech, Plastik, der zum Transport und Aufbewahren von Flüssigkeiten (Wasser, Öl, Treibstoff) benutzt wird
-
kleiner Behälter mit Deckel
-
(umgangssprachlich) Konservendose
-
Behälter, meist aus Blech
-
(kurzes) Betrachten; Anschauen; das Erfassen von etwas mit den Augen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• blik | → Gießkanne | ↔ can — a container used to carry and dispense water for plants |
• blik | → Blick | ↔ gander — (slang) a look |
• blik | → Blick | ↔ look — action of looking |
• blik | → Blick; Fratze | ↔ look — facial expression |
• blik | → Büchse; Konservenbüchse; Blechbüchse; Dose; Konservendose | ↔ tin — airtight container |
• blik | → Konservenbüchse; Blechbüchse; Büchse; Konservendose; Blechdose; Dose | ↔ blik — een cilindervormig afgesloten blikken vaatje |
• blik | → Blech | ↔ fer-blanc — tôle de fer recouvrir d’étain pour protéger de la rouille avec laquelle on fabrique des ustensiles courants, les boîtes de conserve, etc. |
• blik | → Schüppe; Schippe | ↔ pelle — outil constituer d’une plaque mince, généralement en métal, avec ou sans rebords et souvent courbe et dont l’extrémité peut être plus ou moins arrondie, muni d’un manche en bois plus ou moins long. Cet outil est utiliser pour [[déplace |
blikken:
-
de blikken (oogopslagen)
-
blikken (blikken werpen)
Konjugationen für blikken:
o.t.t.
- blik
- blikt
- blikt
- blikken
- blikken
- blikken
o.v.t.
- blikte
- blikte
- blikte
- blikten
- blikten
- blikten
v.t.t.
- heb geblikt
- hebt geblikt
- heeft geblikt
- hebben geblikt
- hebben geblikt
- hebben geblikt
v.v.t.
- had geblikt
- had geblikt
- had geblikt
- hadden geblikt
- hadden geblikt
- hadden geblikt
o.t.t.t.
- zal blikken
- zult blikken
- zal blikken
- zullen blikken
- zullen blikken
- zullen blikken
o.v.t.t.
- zou blikken
- zou blikken
- zou blikken
- zouden blikken
- zouden blikken
- zouden blikken
diversen
- blik!
- blikt!
- geblikt
- blikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze