Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- afprijzen:
-
Wiktionary:
- afprijzen → reduzieren, herabsetzen
Niederländisch
Detailübersetzungen für afprijzen (Niederländisch) ins Deutsch
afprijzen:
-
afprijzen (verminderen; reduceren; verlagen)
Konjugationen für afprijzen:
o.t.t.
- prijs af
- prijst af
- prijst af
- prijzen af
- prijzen af
- prijzen af
o.v.t.
- prijsde af
- prijsde af
- prijsde af
- prijsden af
- prijsden af
- prijsden af
v.t.t.
- heb afgeprijsd
- hebt afgeprijsd
- heeft afgeprijsd
- hebben afgeprijsd
- hebben afgeprijsd
- hebben afgeprijsd
v.v.t.
- had afgeprijsd
- had afgeprijsd
- had afgeprijsd
- hadden afgeprijsd
- hadden afgeprijsd
- hadden afgeprijsd
o.t.t.t.
- zal afprijzen
- zult afprijzen
- zal afprijzen
- zullen afprijzen
- zullen afprijzen
- zullen afprijzen
o.v.t.t.
- zou afprijzen
- zou afprijzen
- zou afprijzen
- zouden afprijzen
- zouden afprijzen
- zouden afprijzen
diversen
- prijs af!
- prijst af!
- afgeprijsd
- afprijzende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für afprijzen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
abpreisen | afprijzen; reduceren; verlagen; verminderen | |
herabsetzen | afprijzen; reduceren; verlagen; verminderen | achteruitgaan; achteruitzetten; afnemen; beperken; declineren; degraderen; denigreren; in rang verlagen; inkrimpen; inperken; kleineren; krimpen; lager maken; minder worden; minderen; reduceren; slinken; terugplaatsen; terugzetten; verkorten; verlagen; verminderen |
reduzieren | afprijzen; reduceren; verlagen; verminderen | achteruitgaan; afnemen; beperken; besparen; bezuinigen; declineren; inkrimpen; inperken; kleiner maken; kleiner worden; korten; krimpen; lager maken; matigen; minder maken; minder worden; minderen; minimaliseren; reduceren; samenvouwen; slinken; terugdraaien; terugschroeven; verkleinen; verkorten; verlagen; verminderen |
senken | afprijzen; reduceren; verlagen; verminderen | doordrenken; impregneren; kelderen; lager maken; onder water gaan; ondergaan; verlagen; zakken; zinken |
Wiktionary Übersetzungen für afprijzen:
afprijzen
verb
-
iets goedkoper maken
- afprijzen → reduzieren; herabsetzen