Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- verkwanselen:
-
Wiktionary:
- verkwanselen → verwirken, verschwenden, vergeuden, verprassen
Niederländisch
Detailübersetzungen für verkwanselen (Niederländisch) ins Deutsch
verkwanselen:
-
verkwanselen (verbrassen; verspillen; verkwisten; verkopen; verboemelen)
verschwenden; vergeuden; verprassen; vertun; wegschmeißen; verhunzen-
verschwenden Verb (verschwende, verschwendest, verschwendet, verschwendete, verschwendetet, verschwendet)
-
Konjugationen für verkwanselen:
o.t.t.
- verkwansel
- verkwanselt
- verkwanselt
- verkwanselen
- verkwanselen
- verkwanselen
o.v.t.
- verkwanselde
- verkwanselde
- verkwanselde
- verkwanselden
- verkwanselden
- verkwanselden
v.t.t.
- heb verkwanseld
- hebt verkwanseld
- heeft verkwanseld
- hebben verkwanseld
- hebben verkwanseld
- hebben verkwanseld
v.v.t.
- had verkwanseld
- had verkwanseld
- had verkwanseld
- hadden verkwanseld
- hadden verkwanseld
- hadden verkwanseld
o.t.t.t.
- zal verkwanselen
- zult verkwanselen
- zal verkwanselen
- zullen verkwanselen
- zullen verkwanselen
- zullen verkwanselen
o.v.t.t.
- zou verkwanselen
- zou verkwanselen
- zou verkwanselen
- zouden verkwanselen
- zouden verkwanselen
- zouden verkwanselen
diversen
- verkwansel!
- verkwanselt!
- verkwanseld
- verkwanselend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für verkwanselen:
Wiktionary Übersetzungen für verkwanselen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• verkwanselen | → verwirken | ↔ forfeit — to suffer the loss |
• verkwanselen | → verschwenden; vergeuden; verprassen | ↔ squander — to waste |