Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für wegsmelten (Niederländisch) ins Deutsch
wegsmelten:
Konjugationen für wegsmelten:
o.t.t.
- smelt weg
- smelt weg
- smelt weg
- smelten weg
- smelten weg
- smelten weg
o.v.t.
- smolt weg
- smolt weg
- smolt weg
- smolten weg
- smolten weg
- smolten weg
v.t.t.
- ben weggesmolten
- bent weggesmolten
- is weggesmolten
- zijn weggesmolten
- zijn weggesmolten
- zijn weggesmolten
v.v.t.
- was weggesmolten
- was weggesmolten
- was weggesmolten
- waren weggesmolten
- waren weggesmolten
- waren weggesmolten
o.t.t.t.
- zal wegsmelten
- zult wegsmelten
- zal wegsmelten
- zullen wegsmelten
- zullen wegsmelten
- zullen wegsmelten
o.v.t.t.
- zou wegsmelten
- zou wegsmelten
- zou wegsmelten
- zouden wegsmelten
- zouden wegsmelten
- zouden wegsmelten
diversen
- smelt weg!
- smelt weg!
- weggesmolten
- wegsmeltend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für wegsmelten:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
auftauen | wegsmelten | doen smelten; dooien; door hitte vloeibaar worden; minder stijf worden; ophouden te vriezen; smelten |
auslassen | wegsmelten | afreageren; luchten; minder stijf worden; overslaan; weglaten |
schmelzen | wegsmelten | minder stijf worden; vloeibaar worden |
tauen | wegsmelten | doen smelten; dooien; door hitte vloeibaar worden; minder stijf worden; ophouden te vriezen; smelten |