Zaken: niederländische und deutsche Suchergebnisse gefunden im Interglot Wörterbuch

Remove Ads

Übersicht

Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten

zaken:
- Geschäfte; Angelegenehiten; Sachen; Dinge; Dinger; Zeug; Güter; Besitztümer; Inventar
zak:
- Tasche; Handtasche; Beutel; Sack; Skrotum; Hosentasche; widerwärtiger Mensch; onangenehme Mensch; onangenehmer Mensch; widerwärtige Mensch
Wiktionary:
- zaken → Angelegenheit
- zak → Sack, Tasche
- zak → Beutel, Tasche, Sack, Tüte, Papiersack, Behälter, Besteck, Krug, Bottich, Bütte, Wanne, Zober, Zuber, Blödmann, Scheißkerl, Idiot

Niederländisch

Detailübersetzungen für zaken (Niederländisch) ins Deutsch

zaken:

zaken [de ~] Nomen, Plural

de zaken (affaires; aangelegenheden)
die Geschäfte; die Angelegenehiten
- Geschäfte [die ~] Nomen
- Angelegenehiten [die ~] Nomen
de zaken (spullen; dingen; zaakjes; goedje; waar)
die Sachen; die Dinge; die Dinger; Zeug; die Güter; die Besitztümer; Inventar
- Sachen [die ~] Nomen
- Dinge [die ~] Nomen
- Dinger [die ~] Nomen
- Zeug [das ~] Nomen
- Güter [die ~] Nomen
- Besitztümer [die ~] Nomen
- Inventar [das ~] Nomen

Übersetzung Matrix für zaken:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
Angelegenehiten	aangelegenheden; affaires; zaken
Besitztümer	dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken	bezittingen; eigendommen
Dinge	dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken
Dinger	dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken
Geschäfte	aangelegenheden; affaires; zaken	bergplaats; commercie; deal; depot; handel; opslagplaats; opslagruimte; pakhuis; transactie; voorraadschuur; warenhuis; wereldse zaken; zaak
Güter	dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken	bezittingen; eigendommen; goederen; handelsgoederen; handelswaar; koopwaar; onroerende goederen; onroerende zaken; vastgoed; verbruiksgoederen; waar; waren
Inventar	dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken	boedel; huisraad; inboedel; inventaris; voorraad
Sachen	dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken	artikel; ding; goed; item; object; voorwerp; zaak
Zeug	dingen; goedje; spullen; waar; zaakjes; zaken	artikel; bocht; broeden; ding; draai; gebroed; gewaad; goed; goedje; item; junk; kledingmateriaal; kleren; kromming; kromte; materiaal; object; prullaria; rommel; spul; tenue; voorwerp; zaak

Wiktionary Übersetzungen für zaken:

Cross Translation:

From	To	Via
• zaken	→ Angelegenheit	↔ business — something involving one personally

zak:

zak [de ~ (m)] Nomen

de zak (tasje; tas)
die Tasche; die Handtasche
- Tasche [die ~] Nomen
- Handtasche [die ~] Nomen
de zak (buidel)
der Beutel
- Beutel [der ~] Nomen
de zak (scrotum; balzak)
der Sack; Skrotum
- Sack [der ~] Nomen
- Skrotum [das ~] Nomen
de zak (broekzak)
die Tasche; die Hosentasche
- Tasche [die ~] Nomen
- Hosentasche [die ~] Nomen
de zak (onaangenaam mens)
die widerwärtiger Mensch; der onangenehme Mensch; die onangenehmer Mensch; der widerwärtige Mensch
- widerwärtiger Mensch [die ~] Nomen
- onangenehme Mensch [der ~] Nomen
- onangenehmer Mensch [die ~] Nomen
- widerwärtige Mensch [der ~] Nomen

Übersetzung Matrix für zak:

Noun	Verwandte Übersetzungen	Weitere Übersetzungen
Beutel	buidel; zak
Handtasche	tas; tasje; zak	damestas; handtas; polstasje; tasje
Hosentasche	broekzak; zak	broekzakken; steekzak
Sack	balzak; scrotum; zak	oetlul; sodemieter
Skrotum	balzak; scrotum; zak
Tasche	broekzak; tas; tasje; zak	damestas; handtas; tasje
onangenehme Mensch	onaangenaam mens; zak
onangenehmer Mensch	onaangenaam mens; zak
widerwärtige Mensch	onaangenaam mens; zak
widerwärtiger Mensch	onaangenaam mens; zak

Wiktionary Übersetzungen für zak:

zak

noun

slappe, vormeloze tas
- zak → Sack
een plek in kleding waarin kleine spullen kunnen worden meegedragen
- zak → Tasche

zak

noun

Aufbewahrungsort von Gegenständen in der Kleidung, auf- oder eingenäht
- Tasche → zak

Cross Translation:

From	To	Via
• zak	→ Beutel; Tasche; Sack; Tüte	↔ bag — flexible container
• zak	→ Tasche	↔ pocket — bag stitched to an item of clothing
• zak	→ Sack; Papiersack; Beutel; Tüte	↔ sack — bag for commodities or items
• zak	→ Behälter; Besteck; Krug; Bottich; Bütte; Wanne; Zober; Zuber	↔ baquet — Petit cuvier de bois qui a les bords assez bas.
• zak	→ Blödmann; Scheißkerl; Idiot	↔ connard — (vulgaire) insulte désignant quelqu’un qui se comporte de façon déplaisante ou déplacée, par manque d’intelligence, de savoir-vivre ou de scrupules.
• zak	→ Tasche	↔ poche — région\|Sud-Ouest de la France, Saint-Pierre-et-Miquelon sac (souvent plastique comme ceux des supermarchés).
• zak	→ Tasche	↔ sac — poche faite de cuir, de toile ou d’étoffe, ouvrir seulement par le haut et qui servir à mettre toutes sortir de choses.

Computerübersetzung von Drittern:

Niederländische und deutsche Suchergebnisse für: zaken

Detailübersetzungen für zaken (Niederländisch) ins Deutsch

zaken:

zaken [de ~] Nomen, Plural

de zaken (affaires; aangelegenheden)

de zaken (spullen; dingen; zaakjes; goedje; waar)

Übersetzung Matrix für zaken:

Verwandte Wörter für "zaken":

Wiktionary Übersetzungen für zaken:

zak:

zak [de ~ (m)] Nomen

de zak (tasje; tas)

de zak (buidel)

de zak (scrotum; balzak)

de zak (broekzak)

de zak (onaangenaam mens)

Übersetzung Matrix für zak:

Verwandte Wörter für "zak":

Verwandte Definitionen für "zak":

Wiktionary Übersetzungen für zak:

Verwandte Übersetzungen für zaken