Niederländisch
Detailübersetzungen für omdraaien (Niederländisch) ins Deutsch
omdraaien:
Konjugationen für omdraaien:
o.t.t.
- draai om
- draait om
- draait om
- draaien om
- draaien om
- draaien om
o.v.t.
- draaide om
- draaide om
- draaide om
- draaiden om
- draaiden om
- draaiden om
v.t.t.
- ben omgedraaid
- bent omgedraaid
- is omgedraaid
- zijn omgedraaid
- zijn omgedraaid
- zijn omgedraaid
v.v.t.
- was omgedraaid
- was omgedraaid
- was omgedraaid
- waren omgedraaid
- waren omgedraaid
- waren omgedraaid
o.t.t.t.
- zal omdraaien
- zult omdraaien
- zal omdraaien
- zullen omdraaien
- zullen omdraaien
- zullen omdraaien
o.v.t.t.
- zou omdraaien
- zou omdraaien
- zou omdraaien
- zouden omdraaien
- zouden omdraaien
- zouden omdraaien
en verder
- heb omgedraaid
- hebt omgedraaid
- heeft omgedraaid
- hebben omgedraaid
- hebben omgedraaid
- hebben omgedraaid
diversen
- draai om!
- draait om!
- omgedraaid
- omdraaiend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze