Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- aanstampen:
-
Wiktionary:
- aanstampen → feststampfen, festtreden
Niederländisch
Detailübersetzungen für aanstampen (Niederländisch) ins Deutsch
aanstampen:
-
aanstampen
-
aanstampen (vaststampen)
antreten; feststampfen; festtreten-
feststampfen Verb (stampfe fest, stampfst fest, stampft fest, stampfte fest, stampftet fest, festgestampft)
-
festtreten Verb
Konjugationen für aanstampen:
o.t.t.
- stamp aan
- stampt aan
- stampt aan
- stampen aan
- stampen aan
- stampen aan
o.v.t.
- stampte aan
- stampte aan
- stampte aan
- stampten aan
- stampten aan
- stampten aan
v.t.t.
- heb aangestampt
- hebt aangestampt
- heeft aangestampt
- hebben aangestampt
- hebben aangestampt
- hebben aangestampt
v.v.t.
- had aangestampt
- had aangestampt
- had aangestampt
- hadden aangestampt
- hadden aangestampt
- hadden aangestampt
o.t.t.t.
- zal aanstampen
- zult aanstampen
- zal aanstampen
- zullen aanstampen
- zullen aanstampen
- zullen aanstampen
o.v.t.t.
- zou aanstampen
- zou aanstampen
- zou aanstampen
- zouden aanstampen
- zouden aanstampen
- zouden aanstampen
diversen
- stamp aan!
- stampt aan!
- aangestampt
- aanstampende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für aanstampen:
| Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
| Anstampfen | aanstampen | |
| Festtreten | aanstampen | |
| Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
| antreten | aanstampen; vaststampen | aantreden; beginnen; intreden; inzetten; op gang komen; toetreden; vasttreden |
| feststampfen | aanstampen; vaststampen | |
| festtreten | aanstampen; vaststampen | vasttreden |
Wiktionary Übersetzungen für aanstampen:
aanstampen
verb
-
iets dicht op elkaar drukken door erop te stampen
- aanstampen → feststampfen; festtreden