Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. onttrekken:
  2. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für onttrekken (Niederländisch) ins Deutsch

onttrekken:

onttrekken [znw.] Nomen

  1. onttrekken (onttrekking)
    die Entnahme; die Entziehung

onttrekken Verb (onttrek, onttrekt, onttrok, onttrokken, onttrokken)

  1. onttrekken (iem. afdwingen; ontrukken)
    entziehen; abtrennen; ausladen; entreißen
    • entziehen Verb (entziehe, entziehst, entzieht, entzog, entzogt, entzogen)
    • abtrennen Verb (trenne ab, trennst ab, trennt ab, trennte ab, trenntet ab, abgetrennt)
    • ausladen Verb (lade aus, lädst aus, lädt aus, lud aus, ludet aus, ausgeladen)
    • entreißen Verb (entreiße, entreißes, entreißt, entriß, entrißt, entrissen)

Konjugationen für onttrekken:

o.t.t.
  1. onttrek
  2. onttrekt
  3. onttrekt
  4. onttrekken
  5. onttrekken
  6. onttrekken
o.v.t.
  1. onttrok
  2. onttrok
  3. onttrok
  4. onttrokken
  5. onttrokken
  6. onttrokken
v.t.t.
  1. heb onttrokken
  2. hebt onttrokken
  3. heeft onttrokken
  4. hebben onttrokken
  5. hebben onttrokken
  6. hebben onttrokken
v.v.t.
  1. had onttrokken
  2. had onttrokken
  3. had onttrokken
  4. hadden onttrokken
  5. hadden onttrokken
  6. hadden onttrokken
o.t.t.t.
  1. zal onttrekken
  2. zult onttrekken
  3. zal onttrekken
  4. zullen onttrekken
  5. zullen onttrekken
  6. zullen onttrekken
o.v.t.t.
  1. zou onttrekken
  2. zou onttrekken
  3. zou onttrekken
  4. zouden onttrekken
  5. zouden onttrekken
  6. zouden onttrekken
en verder
  1. ben onttrokken
  2. bent onttrokken
  3. is onttrokken
  4. zijn onttrokken
  5. zijn onttrokken
  6. zijn onttrokken
diversen
  1. onttrek!
  2. onttrekt!
  3. onttrokken
  4. onttrekkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für onttrekken:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Entnahme onttrekken; onttrekking
Entziehung onttrekken; onttrekking
VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
abtrennen iem. afdwingen; ontrukken; onttrekken afhaken; afrukken; afscheiden; afscheuren; afsplijten; afsplitsen; afvallen; afzeggen; afzien van; afzonderen; eruitstappen; isoleren; loskrijgen; losmaken; lostornen; opgeven; ophouden; stoppen; tornen; uithalen; uittrekken
ausladen iem. afdwingen; ontrukken; onttrekken afladen; iets uitladen; lossen; ontladen; uitladen
entreißen iem. afdwingen; ontrukken; onttrekken
entziehen iem. afdwingen; ontrukken; onttrekken

Wiktionary Übersetzungen für onttrekken:

onttrekken
verb
  1. een bijdrage of deel ergens uit verwijderen

Verwandte Übersetzungen für onttrekken