Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. kluisteren:
  2. kluister:
  3. Wiktionary:


Niederländisch

Detailübersetzungen für kluisteren (Niederländisch) ins Deutsch

kluisteren:

kluisteren Verb (kluister, kluistert, kluisterde, kluisterden, gekluisterd)

  1. kluisteren (ketenen; boeien; binden)
    ketten; verketten; aneinanderreihen
    • ketten Verb (kette, kettest, kettet, kettete, kettetet, gekettet)
    • verketten Verb (verkette, verkettest, verkettet, verkettete, verkettetet, verkettet)

Konjugationen für kluisteren:

o.t.t.
  1. kluister
  2. kluistert
  3. kluistert
  4. kluisteren
  5. kluisteren
  6. kluisteren
o.v.t.
  1. kluisterde
  2. kluisterde
  3. kluisterde
  4. kluisterden
  5. kluisterden
  6. kluisterden
v.t.t.
  1. heb gekluisterd
  2. hebt gekluisterd
  3. heeft gekluisterd
  4. hebben gekluisterd
  5. hebben gekluisterd
  6. hebben gekluisterd
v.v.t.
  1. had gekluisterd
  2. had gekluisterd
  3. had gekluisterd
  4. hadden gekluisterd
  5. hadden gekluisterd
  6. hadden gekluisterd
o.t.t.t.
  1. zal kluisteren
  2. zult kluisteren
  3. zal kluisteren
  4. zullen kluisteren
  5. zullen kluisteren
  6. zullen kluisteren
o.v.t.t.
  1. zou kluisteren
  2. zou kluisteren
  3. zou kluisteren
  4. zouden kluisteren
  5. zouden kluisteren
  6. zouden kluisteren
en verder
  1. ben gekluisterd
  2. bent gekluisterd
  3. is gekluisterd
  4. zijn gekluisterd
  5. zijn gekluisterd
  6. zijn gekluisterd
diversen
  1. kluister!
  2. kluistert!
  3. gekluisterd
  4. kluisterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für kluisteren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
aneinanderreihen binden; boeien; ketenen; kluisteren aaneenschakelen; bijeen voegen; combineren; een combinatie maken; koppelen; samenkoppelen; samenvoegen; verbinden
ketten binden; boeien; ketenen; kluisteren aaneenschakelen; in de val laten lopen; koppelen; samenvoegen; strikken; vastketenen; vastkluisteren; vastleggen; verbinden
verketten binden; boeien; ketenen; kluisteren aaneenschakelen; bijeen voegen; combineren; ineenvlechten; koppelen; samenkoppelen; samenvoegen; verbinden; vervlechten; verweven

Verwandte Wörter für "kluisteren":


Wiktionary Übersetzungen für kluisteren:


Cross Translation:
FromToVia
kluisteren knebeln; fesseln hog-tie — figurative use

kluisteren form of kluister:

kluister [de ~] Nomen

  1. de kluister (aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; keten; ketting; boei)
    die Fessel; die Handschellen

Übersetzung Matrix für kluister:

NounVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
Fessel aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; keten; ketting; kluister boeien; handboeien; handijzers; ketenen; kluisters; knevels
Handschellen aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; keten; ketting; kluister handboeien; handijzers

Verwandte Wörter für "kluister":