Niederländisch
Detailübersetzungen für woel (Niederländisch) ins Deutsch
woelen:
Konjugationen für woelen:
o.t.t.
- woel
- woelt
- woelt
- woelen
- woelen
- woelen
o.v.t.
- woelde
- woelde
- woelde
- woelden
- woelden
- woelden
v.t.t.
- heb gewoeld
- hebt gewoeld
- heeft gewoeld
- hebben gewoeld
- hebben gewoeld
- hebben gewoeld
v.v.t.
- had gewoeld
- had gewoeld
- had gewoeld
- hadden gewoeld
- hadden gewoeld
- hadden gewoeld
o.t.t.t.
- zal woelen
- zult woelen
- zal woelen
- zullen woelen
- zullen woelen
- zullen woelen
o.v.t.t.
- zou woelen
- zou woelen
- zou woelen
- zouden woelen
- zouden woelen
- zouden woelen
diversen
- woel!
- woelt!
- gewoeld
- woelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für woelen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
grabbeln | woelen; wroeten; wurmen | buitmaken; graaien; grabbelen; in iets rondtasten; obsederen; rommelen; snuffelen; vangen |
scharren | woelen; wroeten; wurmen | scharrelen van kip |
wühlen | woelen; wroeten; wurmen | doorwroeten; graaien; grabbelen; in iets rondtasten; rommelen; snuffelen; wroetend onderzoeken |
Computerübersetzung von Drittern: