Übersicht
Niederländisch nach Deutsch: mehr Daten
- terugblikken:
- terugblik:
-
Wiktionary:
- terugblik → Rückblick
Niederländisch
Detailübersetzungen für terugblikken (Niederländisch) ins Deutsch
terugblikken:
-
terugblikken
zurückblicken-
zurückblicken Verb (blicke zurück, blickst zurück, blickt zurück, blickte zurück, blicktet zurück, zurückgeblickt)
-
Konjugationen für terugblikken:
o.t.t.
- blik terug
- blikt terug
- blikt terug
- blikken terug
- blikken terug
- blikken terug
o.v.t.
- blikte terug
- blikte terug
- blikte terug
- blikten terug
- blikten terug
- blikten terug
v.t.t.
- heb teruggeblikt
- hebt teruggeblikt
- heeft teruggeblikt
- hebben teruggeblikt
- hebben teruggeblikt
- hebben teruggeblikt
v.v.t.
- had teruggeblikt
- had teruggeblikt
- had teruggeblikt
- hadden teruggeblikt
- hadden teruggeblikt
- hadden teruggeblikt
o.t.t.t.
- zal terugblikken
- zult terugblikken
- zal terugblikken
- zullen terugblikken
- zullen terugblikken
- zullen terugblikken
o.v.t.t.
- zou terugblikken
- zou terugblikken
- zou terugblikken
- zouden terugblikken
- zouden terugblikken
- zouden terugblikken
en verder
- ben teruggeblikt
- bent teruggeblikt
- is teruggeblikt
- zijn teruggeblikt
- zijn teruggeblikt
- zijn teruggeblikt
diversen
- blik terug!
- blikt terug!
- teruggeblikt
- terugblikkend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für terugblikken:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
zurückblicken | terugblikken |
Verwandte Wörter für "terugblikken":
terugblikken form of terugblik:
Übersetzung Matrix für terugblik:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
Rückblick | terugblik |