Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. opdwingen:


Niederländisch

Detailübersetzungen für opdwingen (Niederländisch) ins Deutsch

opdwingen:

opdwingen Verb (dwing op, dwingt op, dwong op, dwongen op, opgedwongen)

  1. opdwingen
    diktieren
    • diktieren Verb (diktiere, diktierst, diktiert, diktierte, diktiertet, diktiert)

Konjugationen für opdwingen:

o.t.t.
  1. dwing op
  2. dwingt op
  3. dwingt op
  4. dwingen op
  5. dwingen op
  6. dwingen op
o.v.t.
  1. dwong op
  2. dwong op
  3. dwong op
  4. dwongen op
  5. dwongen op
  6. dwongen op
v.t.t.
  1. heb opgedwongen
  2. hebt opgedwongen
  3. heeft opgedwongen
  4. hebben opgedwongen
  5. hebben opgedwongen
  6. hebben opgedwongen
v.v.t.
  1. had opgedwongen
  2. had opgedwongen
  3. had opgedwongen
  4. hadden opgedwongen
  5. hadden opgedwongen
  6. hadden opgedwongen
o.t.t.t.
  1. zal opdwingen
  2. zult opdwingen
  3. zal opdwingen
  4. zullen opdwingen
  5. zullen opdwingen
  6. zullen opdwingen
o.v.t.t.
  1. zou opdwingen
  2. zou opdwingen
  3. zou opdwingen
  4. zouden opdwingen
  5. zouden opdwingen
  6. zouden opdwingen
en verder
  1. is opgedwongen
  2. zijn opgedwongen
diversen
  1. dwing op!
  2. dwingt op!
  3. opgedwongen
  4. opdwingend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für opdwingen:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
diktieren opdwingen afkondigen; bevelen; decreteren; dicteren; een brief dicteren; gebieden; gelasten; ingeven; ordonneren; verordenen; verordineren; voorschrijven