Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. neersteken:


Niederländisch

Detailübersetzungen für neersteken (Niederländisch) ins Deutsch

neersteken:

neersteken Verb (steek neer, steekt neer, stak neer, staken neer, neergestoken)

  1. neersteken (overhoopsteken; doodsteken)
    niederstechen; totstechen; erstechen

Konjugationen für neersteken:

o.t.t.
  1. steek neer
  2. steekt neer
  3. steekt neer
  4. steken neer
  5. steken neer
  6. steken neer
o.v.t.
  1. stak neer
  2. stak neer
  3. stak neer
  4. staken neer
  5. staken neer
  6. staken neer
v.t.t.
  1. heb neergestoken
  2. hebt neergestoken
  3. heeft neergestoken
  4. hebben neergestoken
  5. hebben neergestoken
  6. hebben neergestoken
v.v.t.
  1. had neergestoken
  2. had neergestoken
  3. had neergestoken
  4. hadden neergestoken
  5. hadden neergestoken
  6. hadden neergestoken
o.t.t.t.
  1. zal neersteken
  2. zult neersteken
  3. zal neersteken
  4. zullen neersteken
  5. zullen neersteken
  6. zullen neersteken
o.v.t.t.
  1. zou neersteken
  2. zou neersteken
  3. zou neersteken
  4. zouden neersteken
  5. zouden neersteken
  6. zouden neersteken
en verder
  1. ben neergestoken
  2. bent neergestoken
  3. is neergestoken
  4. zijn neergestoken
  5. zijn neergestoken
  6. zijn neergestoken
diversen
  1. steek neer!
  2. steekt neer!
  3. neergestoken
  4. neerstekend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für neersteken:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
erstechen doodsteken; neersteken; overhoopsteken doordringen; penetreren
niederstechen doodsteken; neersteken; overhoopsteken overhoop steken
totstechen doodsteken; neersteken; overhoopsteken