Niederländisch
Detailübersetzungen für meezend (Niederländisch) ins Deutsch
meezenden:
Konjugationen für meezenden:
o.t.t.
- zend mee
- zendt mee
- zendt mee
- zenden mee
- zenden mee
- zenden mee
o.v.t.
- zond mee
- zond mee
- zond mee
- zonden mee
- zonden mee
- zonden mee
v.t.t.
- heb meegezonden
- hebt meegezonden
- heeft meegezonden
- hebben meegezonden
- hebben meegezonden
- hebben meegezonden
v.v.t.
- had meegezonden
- had meegezonden
- had meegezonden
- hadden meegezonden
- hadden meegezonden
- hadden meegezonden
o.t.t.t.
- zal meezenden
- zult meezenden
- zal meezenden
- zullen meezenden
- zullen meezenden
- zullen meezenden
o.v.t.t.
- zou meezenden
- zou meezenden
- zou meezenden
- zouden meezenden
- zouden meezenden
- zouden meezenden
en verder
- ben meegezonden
- bent meegezonden
- is meegezonden
- zijn meegezonden
- zijn meegezonden
- zijn meegezonden
diversen
- zend mee!
- zendt mee!
- meegezonden
- meezendend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für meezenden:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
mitschicken | meegeven; meesturen; meezenden | |
mitsenden | meegeven; meesturen; meezenden |