Niederländisch
Detailübersetzungen für mauwen (Niederländisch) ins Deutsch
mauwen:
-
mauwen (miauwen)
Konjugationen für mauwen:
o.t.t.
- mauw
- mauwt
- mauwt
- mauwen
- mauwen
- mauwen
o.v.t.
- mauwde
- mauwde
- mauwde
- mauwden
- mauwden
- mauwden
v.t.t.
- heb gemauwd
- hebt gemauwd
- heeft gemauwd
- hebben gemauwd
- hebben gemauwd
- hebben gemauwd
v.v.t.
- had gemauwd
- had gemauwd
- had gemauwd
- hadden gemauwd
- hadden gemauwd
- hadden gemauwd
o.t.t.t.
- zal mauwen
- zult mauwen
- zal mauwen
- zullen mauwen
- zullen mauwen
- zullen mauwen
o.v.t.t.
- zou mauwen
- zou mauwen
- zou mauwen
- zouden mauwen
- zouden mauwen
- zouden mauwen
diversen
- mauw!
- mauwt!
- gemauwd
- mauwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für mauwen:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
maunzen | mauwen; miauwen | |
miauen | mauwen; miauwen |
Computerübersetzung von Drittern: