Übersicht
Niederländisch nach Deutsch:   mehr Daten
  1. klisteren:


Niederländisch

Detailübersetzungen für klisteren (Niederländisch) ins Deutsch

klisteren:

klisteren Verb (klisteer, klisteert, klisteerde, klisteerden, geklisteerd)

  1. klisteren
    klistieren
    • klistieren Verb (klistiere, klistierst, klistiert, klistierte, klistiertet, klistiert)

Konjugationen für klisteren:

o.t.t.
  1. klisteer
  2. klisteert
  3. klisteert
  4. klisteren
  5. klisteren
  6. klisteren
o.v.t.
  1. klisteerde
  2. klisteerde
  3. klisteerde
  4. klisteerden
  5. klisteerden
  6. klisteerden
v.t.t.
  1. heb geklisteerd
  2. hebt geklisteerd
  3. heeft geklisteerd
  4. hebben geklisteerd
  5. hebben geklisteerd
  6. hebben geklisteerd
v.v.t.
  1. had geklisteerd
  2. had geklisteerd
  3. had geklisteerd
  4. hadden geklisteerd
  5. hadden geklisteerd
  6. hadden geklisteerd
o.t.t.t.
  1. zal klisteren
  2. zult klisteren
  3. zal klisteren
  4. zullen klisteren
  5. zullen klisteren
  6. zullen klisteren
o.v.t.t.
  1. zou klisteren
  2. zou klisteren
  3. zou klisteren
  4. zouden klisteren
  5. zouden klisteren
  6. zouden klisteren
en verder
  1. ben geklisteerd
  2. bent geklisteerd
  3. is geklisteerd
  4. zijn geklisteerd
  5. zijn geklisteerd
  6. zijn geklisteerd
diversen
  1. klisteer!
  2. klisteert!
  3. geklisteerd
  4. klisterend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Übersetzung Matrix für klisteren:

VerbVerwandte ÜbersetzungenWeitere Übersetzungen
klistieren klisteren klisteer zetten

Verwandte Wörter für "klisteren":

  • klister

klister:


Verwandte Wörter für "klister":


Computerübersetzung von Drittern: