Übersicht
Niederländisch
Detailübersetzungen für geramd (Niederländisch) ins Deutsch
rammen:
Konjugationen für rammen:
o.t.t.
- ram
- ramt
- ramt
- rammen
- rammen
- rammen
o.v.t.
- ramde
- ramde
- ramde
- ramden
- ramden
- ramden
v.t.t.
- heb geramd
- hebt geramd
- heeft geramd
- hebben geramd
- hebben geramd
- hebben geramd
v.v.t.
- had geramd
- had geramd
- had geramd
- hadden geramd
- hadden geramd
- hadden geramd
o.t.t.t.
- zal rammen
- zult rammen
- zal rammen
- zullen rammen
- zullen rammen
- zullen rammen
o.v.t.t.
- zou rammen
- zou rammen
- zou rammen
- zouden rammen
- zouden rammen
- zouden rammen
en verder
- ben geramd
- bent geramd
- is geramd
- zijn geramd
- zijn geramd
- zijn geramd
diversen
- ram!
- ramt!
- geramd
- rammend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze