Niederländisch
Detailübersetzungen für fosforesceren (Niederländisch) ins Deutsch
fosforesceren:
-
fosforesceren
phosphoreszieren-
phosphoreszieren Verb (phosphoresziere, phosphoreszierst, phosphoresziert, phosphoreszierte, phosphoresziertet, phosphoresziert)
-
Konjugationen für fosforesceren:
o.t.t.
- fosforesceer
- fosforesceert
- fosforesceert
- fosforesceren
- fosforesceren
- fosforesceren
o.v.t.
- fosforesceerde
- fosforesceerde
- fosforesceerde
- fosforesceerden
- fosforesceerden
- fosforesceerden
v.t.t.
- heb gefosforesceerd
- hebt gefosforesceerd
- heeft gefosforesceerd
- hebben gefosforesceerd
- hebben gefosforesceerd
- hebben gefosforesceerd
v.v.t.
- had gefosforesceerd
- had gefosforesceerd
- had gefosforesceerd
- hadden gefosforesceerd
- hadden gefosforesceerd
- hadden gefosforesceerd
o.t.t.t.
- zal fosforesceren
- zult fosforesceren
- zal fosforesceren
- zullen fosforesceren
- zullen fosforesceren
- zullen fosforesceren
o.v.t.t.
- zou fosforesceren
- zou fosforesceren
- zou fosforesceren
- zouden fosforesceren
- zouden fosforesceren
- zouden fosforesceren
en verder
- is gefosforesceerd
- zijn gefosforesceerd
diversen
- fosforesceer!
- fosforesceert!
- gefosforesceerd
- fosforescerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für fosforesceren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
phosphoreszieren | fosforesceren |
Computerübersetzung von Drittern: