Niederländisch
Detailübersetzungen für brocheren (Niederländisch) ins Deutsch
brocheren:
-
brocheren
Konjugationen für brocheren:
o.t.t.
- brocheer
- brocheert
- brocheert
- brocheren
- brocheren
- brocheren
o.v.t.
- brocheerde
- brocheerde
- brocheerde
- brocheerden
- brocheerden
- brocheerden
v.t.t.
- heb gebrocheerd
- hebt gebrocheerd
- heeft gebrocheerd
- hebben gebrocheerd
- hebben gebrocheerd
- hebben gebrocheerd
v.v.t.
- had gebrocheerd
- had gebrocheerd
- had gebrocheerd
- hadden gebrocheerd
- hadden gebrocheerd
- hadden gebrocheerd
o.t.t.t.
- zal brocheren
- zult brocheren
- zal brocheren
- zullen brocheren
- zullen brocheren
- zullen brocheren
o.v.t.t.
- zou brocheren
- zou brocheren
- zou brocheren
- zouden brocheren
- zouden brocheren
- zouden brocheren
diversen
- brocheer!
- brocheert!
- gebrocheerd
- brocherend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für brocheren:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
broschieren | brocheren |
Computerübersetzung von Drittern: