Niederländisch
Detailübersetzungen für aaneengroeien (Niederländisch) ins Deutsch
aaneengroeien:
-
aaneengroeien (samengroeien)
zusammenwachsen-
zusammenwachsen Verb (wachse zusammen, wächst zusammen, wuchs zusammen, wuchst zusammen, zusammengewachsen)
-
Konjugationen für aaneengroeien:
o.t.t.
- groei aaneen
- groeit aaneen
- groeit aaneen
- groeien aaneen
- groeien aaneen
- groeien aaneen
o.v.t.
- groeide aaneen
- groeide aaneen
- groeide aaneen
- groeiden aaneen
- groeiden aaneen
- groeiden aaneen
v.t.t.
- ben aaneengegroeid
- bent aaneengegroeid
- is aaneengegroeid
- zijn aaneengegroeid
- zijn aaneengegroeid
- zijn aaneengegroeid
v.v.t.
- was aaneengegroeid
- was aaneengegroeid
- was aaneengegroeid
- waren aaneengegroeid
- waren aaneengegroeid
- waren aaneengegroeid
o.t.t.t.
- zal aaneengroeien
- zult aaneengroeien
- zal aaneengroeien
- zullen aaneengroeien
- zullen aaneengroeien
- zullen aaneengroeien
o.v.t.t.
- zou aaneengroeien
- zou aaneengroeien
- zou aaneengroeien
- zouden aaneengroeien
- zouden aaneengroeien
- zouden aaneengroeien
diversen
- groei aaneen!
- groeit aaneen!
- aaneengegroeid
- aaneengroeiende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Übersetzung Matrix für aaneengroeien:
Verb | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
zusammenwachsen | aaneengroeien; samengroeien |
Computerübersetzung von Drittern: