Übersicht
Englisch nach Niederländisch: mehr Daten
- abatement:
- abate:
-
Wiktionary:
- abatement → vermindering, afslag, inkrimping, korting, afname
- abatement → kleinering, debâcle, ondergang, verval, rampspoed, tegenspoed, achteruitgang, verflauwing, vermindering, besnoeiing, daling, verlaging, verzakking, val, vernedering, verootmoediging, degradatie, degeneratie, ontaarding, verwording, loomheid, slapheid, traagheid, vadsigheid, slapte, stilstand, droefgeestigheid, melancholie, zwaarmoedigheid, weemoed, bedroefdheid, mistroostigheid, somberheid, afmatting, matheid, moeheid, vermoeidheid, vermoeienis, consternatie, ontsteltenis, verbijstering, verslagenheid, aftrek, apathie, dofheid, lusteloosheid, wezenloosheid, moedeloosheid, afslag, korting, rabat, kwijtschelding, uitstel, herleiding, inkrimping, reductie, zetting, vereenvoudiging, verkleining, verlichting
- abate → verliezen, uitsluiten, weglaten, aftrekken, overslaan, verminderen, afnemen, verzwakken, luwen, vernederen, humiliëren, neerslaan, reduceren, verlagen
- abate → afschaffen, afgelasten, annuleren, ontbinden, tenietdoen, terugnemen, afzeggen, aflaten, ophouden, stoppen, uitscheiden, wijken, afmaken, afsluiten, beëindigen, besluiten, uitmaken, voleindigen, matigen, opvangen, temperen, langzamer gaan, vaart minderen, vertragen, afbreken, opbreken, opheffen, staken, stelpen, stopzetten
Englisch
Detailübersetzungen für abatement (Englisch) ins Niederländisch
abatement:
-
the abatement
Übersetzung Matrix für abatement:
Noun | Verwandte Übersetzungen | Weitere Übersetzungen |
achteruitgang | abatement | caving in; collapse; collapsing; decline; fall; falling down; relapse; sagging |
verval | abatement | depravation; deterioration |
- | hiatus; reprieve; respite; suspension |
Verwandte Wörter für "abatement":
Synonyms for "abatement":
Verwandte Definitionen für "abatement":
Wiktionary Übersetzungen für abatement:
abatement
Cross Translation:
noun
-
the act of abating or the state of being abated
- abatement → vermindering; afslag; inkrimping; korting; afname
Cross Translation:
abate:
-
to abate (weaken; dilute; adulterate; enervate; lessen; enfeeble; become weak; lose strength)
– become less in amount or intensity 1verzwakken; uitputten; verslappen; zwakker worden; aan kracht inboeten; zwak worden-
zwakker worden Verb
-
aan kracht inboeten Verb (boet aan kracht in, boette aan kracht in, boetten aan kracht in, aan kracht ingeboet)
-
zwak worden Verb
Konjugationen für abate:
present
- abate
- abate
- abates
- abate
- abate
- abate
simple past
- abated
- abated
- abated
- abated
- abated
- abated
present perfect
- have abated
- have abated
- has abated
- have abated
- have abated
- have abated
past continuous
- was abating
- were abating
- was abating
- were abating
- were abating
- were abating
future
- shall abate
- will abate
- will abate
- shall abate
- will abate
- will abate
continuous present
- am abating
- are abating
- is abating
- are abating
- are abating
- are abating
subjunctive
- be abated
- be abated
- be abated
- be abated
- be abated
- be abated
diverse
- abate!
- let's abate!
- abated
- abating
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Übersetzung Matrix für abate:
Verwandte Wörter für "abate":
Synonyms for "abate":
Verwandte Definitionen für "abate":
Wiktionary Übersetzungen für abate:
abate
Cross Translation:
verb
-
to be defeated
- abate → verliezen
-
to bar, to except
- abate → uitsluiten
-
to deduct, to omit
- abate → weglaten; aftrekken; overslaan; verminderen
-
to decrease or become less in strength
- abate → afnemen; verminderen; verzwakken; luwen
-
to bring down a person physically or mentally
- abate → vernederen; humiliëren; neerslaan
-
to bring down or reduce to a lower state
- abate → reduceren; verminderen; verlagen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• abate | → afschaffen; afgelasten; annuleren; ontbinden; tenietdoen; terugnemen; afzeggen | ↔ annuler — rendre nul. |
• abate | → aflaten; ophouden; stoppen; uitscheiden; wijken; afmaken; afsluiten; beëindigen; besluiten; uitmaken; voleindigen | ↔ cesser — Discontinuer, arrêter, finir, interrompre, terminer. |
• abate | → matigen; opvangen; temperen; langzamer gaan; vaart minderen; vertragen | ↔ ralentir — transitif|fr diminuer la vitesse. |
• abate | → beëindigen; afbreken; opbreken; opheffen; staken; stelpen; stoppen; stopzetten; afmaken; afsluiten; besluiten; uitmaken; voleindigen | ↔ terminer — borner, limiter. |