Deutsch
Detailübersetzungen für Reststück (Deutsch) ins Niederländisch
Reststück: (*Wort und Satz getrennt)
- Rest: rest; teveel; overschot; surplus; exces; agio; restant; overblijfsel; laatste rest; het overgeblevene; lap; depot; residu; staartje; bezinksel; hachee; prak; sediment; droesem; zetsel; stuk stof; afzetsel; grondsop; bon; coupon
- Stück: onderdeel; deel; stuk; element; component; bestanddeel; ingrediënt; fractie; basisbestanddeel; gedeelte; part; drama; toneelstuk; schouwspel; bijdrage; aandeel; inbreng; brok; suikerklontje; klont; bon; coupon; plak; moot; tranche; deeltje; onderdeeltje; lap; stuk stof; segment; brokje; kleine brok