Deutsch
Detailübersetzungen für Tatort (Deutsch) ins Niederländisch
Tatort: (*Wort und Satz getrennt)
- Tat: hobby; bezigheid; actie; handeling; daad; aktie
- Ort: plaats; plek; locatie; dorp; buurtschap; gebied; provincie; gewest; rayon; ressort; rechtsgebied; rijksonderdeel; gat; gehucht; plaatsbepaling
- tun: uitvoeren; doen; verrichten; uitrichten; maken; scheppen; in het leven roepen; werken; arbeiden; leven; optreden; opereren; manipuleren; te werk gaan; procederen; handelen; ageren; functioneren; gebruiken; toepassen; gebruik maken van; benutten; aanwenden