Deutsch
Detailübersetzungen für Rohbau (Deutsch) ins Niederländisch
Rohbau: (*Wort und Satz getrennt)
- roh: rauw; ongekookt; hard; hardhandig; onzacht; ruw; wreed; onmenselijk; bruut; onbewerkt; barbaars; monsterlijk; beestachtig; inhumaan; verkeerd; ongepast; onkies; onvertogen; agressief; gewelddadig; verbitterd; bitter teleurgesteld
- Bau: bouw; bouwsector; opbouwen; constructie; samengesteld geheel; verbouwing; vertimmering; samenstelling; organisatie; opbouw; systeem; structuur; ordening; gebouw; pand; bouwwerk; aanleggen