Deutsch
Detailübersetzungen für Triebwerk (Deutsch) ins Niederländisch
Triebwerk: (*Wort und Satz getrennt)
- Trieb: plezier; genoegen; genot; lust; pret; leut; jool; schoot; spruit; stek; scheut; loot; stekje; plantestekje; jonge plant; drift; instinct; rank; ranken; aandrift; seksuele begeerte; drijven van vee; voortgedreven vee
- Werk: werk; kunstwerk; meesterwerk; fabriek; oeuvre; verzamelde werken; actie; handeling; daad; aktie
- treiben: uitvoeren; doen; handelen; verrichten; uitrichten; uitoefenen; beoefenen; plegen; begaan; uitspoken; per ongeluk doen; verbouwen; planten; kweken; genereren; voortbrengen; fokken; telen; aanplanten; opkweken; aankweken; procreëren; lenen; opstaan; ontlenen; rijzen; de liefde bedrijven; gaan staan; omhoogrijzen; uithalen; losmaken; uittrekken; tornen; loskrijgen; lostornen; functioneren
- auseinandertreiben: scheiden; uit elkaar gaan; uiteengaan; van elkaar gaan; uiteendrijven; uit elkaar stuiven; uiteenstuiven; uiteenvliegen; uit elkaar vliegen
Spelling Suggestions for: Triebwerk
Triebwerk:
Synonyms for "Triebwerk":
Computerübersetzung von Drittern:
Niederländisch