Deutsch
Detailübersetzungen für hochsehen (Deutsch) ins Niederländisch
hochsehen: (*Wort und Satz getrennt)
- hoch: hoog; hooggelegen; vaak; regelmatig; dikwijls; veelvuldig; meermaals; frequent; menigmaal; schitterend; tof; gaaf; mieters; enorm; gigantisch; immens; reusachtig; in zeer hoge mate
- sehen: zien; kijken; onderscheiden; bekijken; opmerken; staren; aanschouwen; turen; ontwaren; horen; signaleren; observeren; gadeslaan; voelen; merken; waarnemen; bemerken; bespeuren; gewaarworden; aanzien; aankijken; aanblikken; bezichtigen; bezien; toekijken