Übersicht
Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten
-
fortsenden:
-
Wiktionary:
fortsenden → afzenden, expediëren, verzenden
-
Wiktionary:
Deutsch
Detailübersetzungen für fortsenden (Deutsch) ins Niederländisch
fortsenden: (*Wort und Satz getrennt)
- fort: voort
- senden: versturen; zenden; uitstralen; uitzenden; rondstralen; geven; verstrekken; verlenen; schenken; verwijzen; bestellen; brengen; bezorgen; afgeven; overhandigen; afleveren; thuisbezorgen; orderen; seinen; signalen geven; telegraferen; verzenden
- enden: stoppen; afsluiten; eindigen; beëindigen; ophouden; een einde maken aan; aankomen; finishen; raken; treffen; terechtkomen; aflopen; ten einde lopen; teneindelopen; besluiten; beslissen; uitkomen op; eindigen op
- Fort: slot; fietsslot; kasteel; citadel; ridderslot; ridderkasteel; sterkte; versterkte legerplaats; fort; bolwerk; bastion
- Enden: einden; eindjes
Wiktionary Übersetzungen für fortsenden:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• fortsenden | → afzenden; expediëren; verzenden | ↔ expédier — Se hâter d’exécuter ou de conclure quelque chose. |