Deutsch
Detailübersetzungen für Schneidewerkzeug (Deutsch) ins Niederländisch
Schneidewerkzeug: (*Wort und Satz getrennt)
- Schneide: snijwond; lemmet; kling; kling van een zwaard; snee; inkeping; snede; jaap; insnijding; rapier; lange puntige degen
- Werkzeug: gereedschap; instrument; instrumenten; werktuig; gereedschappen; werktuigen; gerei; handwerktuig; handgereedschap
- schneiden: snijden; afsnijden; knippen; afknippen; couperen; kappen; coifferen; negeren; snoeien; trimmen; links laten liggen; besnoeien; opensnijden; snerpen; opscheppen; snoeven; opsnijden; grootspreken; graveren; etsen; korten; kort knippen; kort maken; met effect spelen