Übersicht
Deutsch nach Niederländisch: mehr Daten
- vollbringen:
-
Wiktionary:
- vollbringen → bewerkstelligen, realiseren, verwerkelijken, uitvoeren, nakomen, naleven, verrichten, vervullen, voltrekken, doorvoeren, tot stand brengen, verwezenlijken
Deutsch
Detailübersetzungen für vollbringen (Deutsch) ins Niederländisch
vollbringen:
-
vollbringen (vollführen; ausführen; vollziehen)
-
vollbringen (fertigbringen; schaffen; vollführen; bewirken; hinkriegen; durchsetzen)
voor elkaar krijgen; bewerkstelligen; klaarspelen; bedingen; fixen; lappen-
voor elkaar krijgen Verb
-
bewerkstelligen Verb (bewerkstellig, bewerkstelligt, bewerkstelligde, bewerkstelligden, bewerkstelligd)
-
fixen Verb
-
-
vollbringen (zuendespielen; fertigstellen; erledigen; fertigmachen; vollenden; beenden; fertigbringen)
-
vollbringen (den Erwartungen entsprechen; schaffen; vollziehen; vollführen)
Konjugationen für vollbringen:
Präsens
- vollbringe
- vollbringst
- vollbringt
- vollbringen
- vollbringt
- vollbringen
Imperfekt
- vollbrachte
- vollbrachtest
- vollbrachte
- vollbrachten
- vollbrachtet
- vollbrachten
Perfekt
- habe vollbracht
- hast vollbracht
- hat vollbracht
- haben vollbracht
- habt vollbracht
- haben vollbracht
1. Konjunktiv [1]
- vollbringe
- vollbringest
- vollbringe
- vollbringen
- vollbringet
- vollbringen
2. Konjunktiv
- vollbrächte
- vollbrächtest
- vollbrächte
- vollbrächten
- vollbrächtet
- vollbrächten
Futur 1
- werde vollbringen
- wirst vollbringen
- wird vollbringen
- werden vollbringen
- werdet vollbringen
- werden vollbringen
1. Konjunktiv [2]
- würde vollbringen
- würdest vollbringen
- würde vollbringen
- würden vollbringen
- würdet vollbringen
- würden vollbringen
Diverses
- vollbring!
- vollbringt!
- vollbringen Sie!
- vollbracht
- vollbringend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie
Übersetzung Matrix für vollbringen:
Synonyms for "vollbringen":
Wiktionary Übersetzungen für vollbringen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• vollbringen | → bewerkstelligen; realiseren; verwerkelijken; uitvoeren; nakomen; naleven; verrichten; vervullen; voltrekken; doorvoeren; tot stand brengen; verwezenlijken | ↔ réaliser — construire |
Computerübersetzung von Drittern: